Menno is 75 en hij weet precies wat hij wil. Of beter gezegd, wat hij niet meer wil. Zijn kleinzoon staat namelijk niet langer in zijn testament.
“Als ze niet eens de moeite nemen om langs te komen, waarom zou ik ze dan wat nalaten?” zegt hij, met een mix van teleurstelling en vastberadenheid. Menno woont al jaren alleen sinds zijn vrouw overleed, en zijn huis voelt soms wat stil aan.
Dat had hij zich nooit zo voorgesteld. “Vroeger dacht ik: later, als ik ouder ben, zit ik met mijn kinderen en kleinkinderen aan tafel. Maar dat is niet hoe het is gegaan.”
De aanleiding voor zijn besluit was een verjaardagsfeestje, of beter gezegd: het gebrek daaraan. “Ik werd 75, een mooie leeftijd, toch?
Maar mijn kleinzoon kon niet eens de moeite nemen om op mijn feestje te komen. En weet je wat het ergste is? Hij had niet eens een goede reden. Hij stuurde een appje: ‘Sorry opa, druk met werk.’ Druk met werk? Op zaterdag? Kom op zeg.”
Menno vertelt hoe hij steeds meer het gevoel kreeg dat hij op de tweede, of misschien wel derde plaats stond in het leven van zijn kleinkind.
“Het begon al eerder. Eerst kwam hij nog langs voor een kop koffie, een praatje. Daarna werden het alleen nog maar snelle bezoekjes tijdens de feestdagen. En nu? Nu hoor ik gewoon niks meer van hem, tenzij hij iets nodig heeft. Dan weet hij me ineens wel te vinden.”
De keuze om zijn kleinzoon uit het testament te halen, was er niet een die hij zomaar maakte. “Ik heb er goed over nagedacht. Mijn vrouw en ik hebben hard gewerkt voor wat we hebben. Dat was niet zomaar een gift, dat was zwoegen en sparen.
En dat geef je door aan de mensen die je dierbaar zijn, toch? Maar hoe kan ik hem dat nalaten als hij me niet eens de tijd van de dag gunt?” Menno voelt zich niet alleen boos, maar ook verdrietig. “Het is alsof ik niet meer belangrijk ben. Alsof ik gewoon een optie ben, en niet eens een goede.”
Zijn beslissing heeft hij inmiddels gedeeld met zijn zoon, de vader van de kleinzoon in kwestie. “Hij was niet blij, dat kan ik je wel vertellen.
Maar weet je wat? Dat interesseert me niet meer. Hij kan er wel over zeuren, maar ik sta hierachter. Mijn kleinzoon moet maar eens leren dat relaties niet eenrichtingsverkeer zijn. Als je niets geeft, kun je ook niets verwachten.”
Wat Menno het meest dwarszit, is dat hij niet het gevoel heeft dat hij iets gemist heeft in de opvoeding van zijn eigen kinderen of kleinkinderen.
“We hebben ze alles gegeven. Liefde, aandacht, kansen. Maar ergens is het fout gegaan. Misschien is het gewoon de tijdgeest, ik weet het niet. Alles draait tegenwoordig om jezelf. Geen tijd meer voor familie. Nou ja, dan hoeft het van mij ook niet meer.”
Het is duidelijk dat Menno niet uit rancune handelt, maar uit een verlangen naar wederkerigheid. “Ik wil geen geld geven aan iemand die me als een last ziet.
Ik heb liever dat het naar iemand gaat die het waardeert, die echt een band met me heeft. En gelukkig heb ik die mensen nog wel in mijn leven. Mijn buurvrouw bijvoorbeeld, die komt elke week langs. Of een oude vriend die ik al jaren ken. Die maken tenminste tijd voor me.”
Menno hoopt ergens dat zijn kleinzoon nog tot inkeer komt. “Misschien leest hij dit wel, wie weet. En dan denkt hij: jeetje, dat is wel een harde boodschap. Maar ik hoop dat hij het snapt. Het gaat me niet om het geld. Het gaat me om het gevoel dat ik niet vergeten word. En als hij dat niet kan opbrengen, dan is dit gewoon hoe het moet zijn.”
Hoewel Menno’s keuze op weerstand stuit in zijn familie, blijft hij achter zijn beslissing staan. “Je moet ergens een grens trekken. En dit is de mijne. Misschien is het niet populair, maar dat kan me niets schelen. Ik ben klaar met het gevoel dat ik er alleen voor sta. Als je iets wilt krijgen, moet je ook iets geven. Zo simpel is het.”