Giel werkt al jaren als medewerker openbare ruimte. Hij heeft een baan waar hij trots op is, maar merkt steeds vaker dat zijn kinderen daar anders over denken. “Ze vinden het ongemakkelijk als ik in mijn werkkleding voor school sta. Ik zie het aan hun blikken, hoe ze snel wegkijken of fluisteren met vrienden,” vertelt hij met een mengeling van verdriet en vastberadenheid.
“Maar weet je? Ik ben trots op wat ik doe. Het is werk dat ertoe doet, ook al zien zij dat nu misschien niet.”
Het is een baan die Giel elke dag voldoening geeft. “Als ik door de wijk loop en zie hoe netjes alles erbij ligt, weet ik dat ik daar een groot deel aan heb bijgedragen. Ik ben degene die ervoor zorgt dat het vuilnis wordt opgehaald, dat het park er mooi uitziet, dat kinderen veilig kunnen spelen. Dat zijn geen kleine dingen. Dat is de basis van hoe wij met elkaar leven,” zegt hij met overtuiging.
“Maar ja, probeer dat maar eens uit te leggen aan een puber die vooral bezig is met hoe alles eruitziet op Instagram.”
Voor Giel begon het allemaal toen hij jong was. “Ik heb nooit de drang gehad om achter een bureau te zitten. Dat paste niet bij me. Ik wilde met mijn handen werken, buiten zijn, bijdragen aan iets tastbaars.”
Die keuze heeft hem nooit spijt bezorgd. “Ik ben gezond, ik ben fit, en ik doe iets dat ertoe doet. Wat wil je nog meer?”
Toch begrijpt hij waar de schaamte van zijn kinderen vandaan komt.
“We leven in een tijd waarin status alles lijkt te bepalen. Als je geen ‘coole’ baan hebt of niet in een groot kantoor werkt, tel je minder mee. Dat is de boodschap die kinderen overal oppikken. Maar wat ze niet beseffen, is dat zonder mensen zoals ik, de stad letterlijk zou vastlopen.”
Giel haalt een voorbeeld aan uit zijn dagelijkse werk. “Laatst was er een kapotte prullenbak in het park. Het regende en het afval lag overal. Mensen klaagden, maar niemand deed iets. Ik ben daarheen gegaan, heb alles opgeruimd en die bak gerepareerd.
Het voelde goed om te zien dat het park er daarna weer netjes uitzag. Maar het zijn van die momenten die voor anderen onzichtbaar blijven.”
Een van zijn kinderen heeft hem onlangs gevraagd waarom hij geen andere baan zoekt. “Dat deed pijn,” geeft Giel toe. “Ik vroeg: ‘Waarom denk je dat?’ En toen zei mijn zoon: ‘Omdat mensen dan niet meer raar naar ons kijken.’
Dat brak mijn hart, maar het gaf me ook de kans om uit te leggen waarom mijn werk belangrijk is. Ik zei tegen hem: ‘Weet je wie ook vuilnis moest oprapen? De koning op Koningsdag. Het is werk dat iedereen weleens moet doen. Daar is niets mis mee.'”
Wat Giel vooral duidelijk wil maken, is dat trots niet altijd komt van wat anderen over je denken, maar van hoe jij zelf naar je werk kijkt.
“Ik weet dat mijn werk waardevol is. Dat probeer ik mijn kinderen mee te geven, ook al begrijpen ze dat nu nog niet helemaal. Misschien zien ze het pas later, als ze zelf volwassen zijn.”
Hij vertelt over een moment dat hem recent raakte. “Een oudere vrouw kwam naar me toe terwijl ik bezig was met het snoeien van struiken in haar straat.
Ze zei: ‘Jij maakt mijn dag een stukje mooier. Dank je wel.’ Dat zijn de dingen die mijn werk zo speciaal maken. Het zijn de kleine gebaren die laten zien dat wat ik doe impact heeft.”
Ondanks de moeilijkheden blijft Giel positief. “Ik weet dat mijn kinderen ergens diep van binnen trots op me zijn. Het is gewoon een fase. Ze zijn jong en kijken nu anders naar de wereld.
Maar ik hoop dat ze later inzien dat elke baan, hoe klein die ook lijkt, bijdraagt aan het grotere geheel. En dat je trots mag zijn op wat je doet, ongeacht wat anderen ervan vinden.”
Met een lach voegt hij eraan toe: “Misschien sta ik over tien jaar nog steeds met mijn hesje aan, ergens in de wijk. En misschien komen mijn kinderen dan naar me toe en zeggen ze: ‘Pap, je had gelijk. Wat jij doet, is belangrijk.'”