Roken is duur. Dat is geen nieuws meer. De afgelopen jaren zijn de prijzen van sigaretten en shag in Nederland explosief gestegen door steeds hogere accijnzen. De overheid hoopt hiermee het roken te ontmoedigen, maar in de praktijk blijkt iets anders te gebeuren: steeds meer Nederlanders kopen hun tabak simpelweg over de grens. En de cijfers liegen er niet om.
Bijna de helft van de sigaretten niet in Nederland gekocht
Uit recent onderzoek in opdracht van de tabaksindustrie blijkt dat in het laatste kwartaal van vorig jaar maar liefst 44% van de pakjes sigaretten niet in Nederland werd gekocht. Dat is bijna een verdubbeling ten opzichte van twee jaar geleden.
Nederlanders zoeken massaal goedkopere alternatieven in het buitenland, waar de tabaksprijzen vaak aanzienlijk lager liggen.
En dat is niet gek. In Nederland betaal je momenteel voor een pakje sigaretten rond de 10 euro, terwijl datzelfde pakje in België of Duitsland vaak 3 tot 4 euro goedkoper is.
In sommige Oost-Europese landen, zoals Polen en Tsjechië, ligt de prijs zelfs nóg lager. Voor rokers die regelmatig een pakje kopen, kan dit op jaarbasis een verschil van honderden euro’s maken.
Waarom kopen Nederlanders massaal hun tabak in het buitenland?
De belangrijkste reden voor deze massale grensoverschrijdende tabaksaankopen is simpel: de prijsverschillen zijn te groot geworden. Nederlanders die vlakbij de grens wonen, hoeven slechts een kort ritje te maken om hun tabak tegen een veel lagere prijs in te slaan.
En dat geldt niet alleen voor sigaretten: ook shag en andere tabaksproducten zijn in onze buurlanden vaak een stuk goedkoper.
Daarnaast speelt ook de veranderende houding van de overheid een rol. In Nederland wordt tabak steeds verder uit het zicht geduwd. Supermarkten mogen geen sigaretten meer verkopen, en per 2032 moeten ook tankstations ermee stoppen.
Terwijl de overheid probeert om Nederland steeds meer rookvrij te maken, zoeken rokers hun eigen weg – en die leidt vaak over de grens.
Accijnsverhogingen werken averechts
Het ironische is dat de accijnsverhogingen, bedoeld om het roken te ontmoedigen, in de praktijk niet altijd dat effect hebben. In plaats van minder te roken, kiezen veel Nederlanders er simpelweg voor om elders hun sigaretten te halen.
Dat betekent niet alleen minder inkomsten voor de Nederlandse schatkist, maar ook een groeiend probleem voor de overheid: hoe kan men het roken effectief verminderen zonder dat het massaal uitwijkt naar het buitenland?
Dit probleem speelt niet alleen in Nederland. Ook in andere landen waar de tabaksprijzen kunstmatig omhoog worden gedreven, zoals in Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk, ziet men een vergelijkbare trend. Daar worden sigaretten vaak in grote hoeveelheden over de grens gekocht, of zelfs illegaal verhandeld.
Wat betekent dit voor de toekomst?
Als de prijzen van tabak in Nederland blijven stijgen, zal de grensverkoop waarschijnlijk alleen maar toenemen. Dit kan op lange termijn gevolgen hebben voor zowel de volksgezondheid als de staatsinkomsten. De vraag is dan ook hoe de Nederlandse overheid hierop gaat reageren.
Sommige experts pleiten voor een meer geleidelijke verhoging van accijnzen, om te voorkomen dat de grensverkoop volledig uit de hand loopt. Anderen wijzen op de noodzaak van een Europese harmonisatie van tabaksprijzen, zodat het prijsverschil tussen landen minder groot wordt.
Maar zolang dat niet gebeurt, lijkt het er sterk op dat veel Nederlanders hun sigaretten en shag blijven halen in België, Duitsland of verder.
Blijft tabak kopen in het buitenland legaal?
Vooralsnog mag je als particulier tabak kopen in een ander EU-land, zolang het voor eigen gebruik is. Er gelden wel limieten: je mag maximaal 800 sigaretten (4 sloffen) en 1 kilogram shag meenemen.
Maar zelfs met die beperkingen blijft het voor veel rokers aantrekkelijk om eens in de zoveel tijd een ritje over de grens te maken.
Of Nederland in de toekomst maatregelen gaat nemen om dit fenomeen tegen te gaan, is nog maar de vraag. Voor nu lijkt één ding duidelijk: zolang de prijsverschillen zo groot blijven, zullen Nederlanders blijven zoeken naar goedkopere alternatieven – en die liggen vaak maar een paar kilometer verderop.