Ben (65) kan nog steeds niet goed bevatten wat zijn dochter Marjolein tegen hem heeft gezegd. Ze had hem aangekeken, twijfelend maar vastberaden: „Pap, ik wil gewoon niet dat je op mijn dochtertje past. Je bent… te oud.” Haar woorden sneden diep.
Het voelde alsof ze hem niet vertrouwde om voor zijn eigen kleindochter te zorgen, de kleine Emma van vier. „Het is alsof ze denkt dat ik niet meer goed genoeg ben, niet meer betrouwbaar genoeg om op haar te letten,” zegt Ben zachtjes. „Dat doet pijn, echt waar.”
Hij weet dat hij soms klachten heeft. Zijn rug speelt af en toe op, en hij kan niet meer zo snel als vroeger de trap op en af rennen. Maar in zijn ogen betekent dat niet dat hij niet voor Emma zou kunnen zorgen. „Ze is vier, geen baby meer,” zegt hij.
„We zouden samen naar de speeltuin kunnen gaan of boekjes lezen. Hoe zwaar kan dat nou zijn?” Hij haalt zijn schouders op, nog steeds zoekend naar een manier om het allemaal te begrijpen.
Marjolein, zijn dochter, lijkt echter overtuigd. „Pap, ik wil niet dat er iets gebeurt. Je hebt zelf gezegd dat je soms last hebt van je evenwicht,” had ze hem laatst verteld. „Wat als je valt terwijl je op haar past? Wat als je niet snel genoeg kunt reageren als ze iets doet?” Ben kan het bijna niet geloven.
„Het klinkt alsof ze denkt dat ik zomaar omval of niet meer alert genoeg ben. Maar ik ben niet hulpbehoevend. Ja, ik heb soms wat pijntjes, maar dat betekent niet dat ik niet op mijn kleindochter kan passen.”
Het is vooral het gevoel dat zijn eigen dochter hem niet vertrouwt, wat Ben het meest raakt. „Ik heb altijd goed voor haar gezorgd, vanaf dat ze klein was. Waarom zou ik dat nu ineens niet meer kunnen?”
Hij kijkt met een mengeling van verwarring en verdriet naar de speelgoedhoop die nog in een hoek van zijn woonkamer ligt, achtergelaten na een kort bezoek van Marjolein en Emma. „Ze laat me de leuke dingen doen, zoals even met Emma spelen als ze hier zijn, maar zodra het serieus wordt, vertrouwt ze me niet.”
Het doet hem denken aan een paar maanden geleden, toen hij Emma een keer mocht ophalen van de crèche. Hij was trots en opgewonden, zijn hart vol vreugde bij de gedachte haar op te halen en een middag samen door te brengen. Maar Marjolein had hem duidelijk instructies gegeven: „Blijf dicht bij haar, pap. Ze is snel, en ik wil niet dat je haar uit het oog verliest.”
Die woorden maakten hem toen al nerveus. „Alsof ik mijn eigen kleindochter zou kwijtraken,” zegt Ben, hoofdschuddend. „Ik heb mijn kinderen grootgebracht, ik weet heus wel hoe je op een kind moet letten.”
Ondanks zijn frustratie begrijpt hij ook waar de zorgen vandaan komen. „Marjolein ziet natuurlijk dat ik ouder word. En ja, ik heb soms last van mijn knieën en een keer ben ik bijna gevallen toen ik me bukte om iets op te rapen. Maar dat maakt me nog geen risico.” Hij glimlacht verdrietig. „Het voelt alsof ze me in een hokje zet, alsof ik alleen maar opa kan zijn onder toezicht.”
Ben weet niet hoe hij het tij kan keren, maar één ding staat vast: hij wil zijn rol als opa niet kwijt. „Ik wil gewoon dat ze me vertrouwt. Dat ze ziet dat ik dit nog kan, dat ik nog steeds diezelfde vader ben die haar heeft grootgebracht.”
Hij denkt aan de toekomst en hoopt dat Marjolein hem een kans zal geven. „Emma is nu nog klein, maar ze wordt snel groot. En ik wil er zijn, niet alleen als de opa die haar af en toe ziet, maar als iemand die echt bijdraagt aan haar jeugd.”
Ben kan alleen maar hopen dat Marjolein van gedachten verandert. „Ik wil haar laten zien dat ik nog steeds sterk genoeg ben om een goede opa te zijn, iemand die op Emma kan passen en met haar kan spelen zonder dat ze zich zorgen hoeft te maken,” zegt hij. „Het is moeilijk, want elke keer dat ik haar vraag of ik kan oppassen, kijkt ze me aan alsof ze twijfelt.
Maar ik weet dat ik het kan. Misschien niet met dezelfde energie als vroeger, maar met evenveel liefde en aandacht.” Hij zucht en kijkt naar een foto van Emma op de kast. „Ik wil gewoon dat ze me de kans geeft om die band met mijn kleindochter op te bouwen. Ze vertrouwt me als vader, nu nog als opa.”