Henry, 53 jaar oud, is iemand die nooit een verkiezing overslaat. Het maakt niet uit wat er op het spel staat, of het nu om de gemeenteraad of de landelijke politiek gaat, hij staat altijd bij het stemhokje. Voor hem is stemmen niet zomaar iets wat je doet; het is een verantwoordelijkheid, een plicht.
En als het aan hem ligt, hoort het stemmen bij het volwaardige burgerschap. Hij ziet het als iets waar je niet voor weg kunt lopen als je deel wilt uitmaken van het maatschappelijke debat.
“Ik vind echt,” zegt Henry met overtuiging, “dat mensen die niet stemmen, geen recht hebben om te klagen over de politiek. Hoe kun je verwachten dat er iets verandert, als je zelf niet eens de moeite neemt om je stem te laten horen?”
Henry hoort in zijn omgeving vaak genoeg mensen mopperen op de politiek, maar wat hem het meest stoort, is dat veel van die mensen zelf niet eens stemmen. “Ze vinden dat ze toch niets kunnen veranderen, of dat alle politici hetzelfde zijn. Maar hoe kun je dat nu zeggen als je nooit actief deelneemt?”
Henry begrijpt ergens wel dat mensen zich soms machteloos voelen. Hij heeft ook periodes gekend waarin hij twijfelde of zijn stem wel echt verschil zou maken. Maar uiteindelijk ziet hij het als een principekwestie. “Het gaat niet alleen om de directe invloed die jouw stem heeft,” legt hij uit.
“Het gaat erom dat je kiest voor een bepaalde richting, dat je als burger aangeeft wat jij belangrijk vindt. Zelfs als je denkt dat het allemaal toch weinig uitmaakt, laat je met jouw stem zien dat je niet onverschillig bent.”
Voor Henry is niet stemmen eigenlijk een soort van afwenden van je verantwoordelijkheid. “Stel je voor dat je klaagt over de prijzen in de supermarkt, maar dat je nooit de moeite neemt om ergens anders boodschappen te doen of prijzen te vergelijken.
Zo werkt het in de politiek ook. Als je geen stem uitbrengt, laat je anderen beslissen voor jou. Dan heb je eigenlijk ook niet het recht om boos te zijn over de besluiten die anderen voor je maken.”
Hij herinnert zich een gesprek met zijn buurman die vond dat het geen zin had om te stemmen, omdat ‘de politiek toch alleen maar met zichzelf bezig is’. Henry had zijn buurman gevraagd of hij ooit een kandidaat had gezocht die écht bij zijn idealen paste.
“Je moet wel een beetje moeite doen, joh,” had hij gezegd. “Kijk wie er meedoet, lees hun standpunten. Als je blijft zitten wachten tot de perfecte kandidaat langskomt, dan ga je nooit stemmen. Geen enkele partij is perfect, maar er is altijd wel een keuze die enigszins bij je past.”
Henry’s standpunt heeft ook veel te maken met het idee van rechtvaardigheid en eerlijkheid. Hij vindt dat als je de voordelen van een democratie wilt genieten, zoals vrijheid van meningsuiting, je er ook de plichten bij moet nemen. “Democratie is niet alleen maar een luxe die je ontvangt,” zegt hij met een serieus gezicht.
“Het vraagt om betrokkenheid, om iets terug te geven. Het minste wat je kunt doen, is je stem uitbrengen. En ja, ik snap dat sommige mensen sceptisch zijn, maar als iedereen zo zou denken, dan zouden we geen werkende democratie meer hebben.”
De gesprekken die hij soms voert met mensen over dit onderwerp laten Henry’s bloed regelmatig koken. “Ik hoor dan mensen roepen dat alles slecht geregeld is, dat het onderwijs faalt, dat de zorg tekortschiet, maar als ik dan vraag of ze gestemd hebben, krijg ik vaak een ontwijkend antwoord.” Dat vindt hij stuitend.
Hij heeft geen medelijden met mensen die klagen, maar niets hebben gedaan om het tij te keren. “Kijk,” zegt hij fel, “als je wil klagen over hoe het land geregeerd wordt, doe dan tenminste je deel. Ga stemmen, want alleen dan kun je zeggen dat je hebt geprobeerd een verschil te maken. Anders blijf je maar passief toekijken, terwijl anderen keuzes maken voor jou.”
Henry begrijpt dat stemmen soms een lastige beslissing is, zeker als geen enkele partij direct aanspreekt. Toch vindt hij dat dat geen excuus is. “Als je echt niet weet wie te kiezen, ga dan blanco stemmen,” raadt hij aan.
“Ook dat is een signaal, het laat zien dat je om het proces geeft, dat je betrokken bent. Zelfs een blanco stem is nog altijd een stem.” Voor hem zou het dan ook goed zijn als er een cultuur zou ontstaan waarin niet-stemmen bijna als iets vreemds wordt gezien, iets wat je in principe gewoon niet doet.
Ter afsluiting herhaalt hij nog eens zijn overtuiging: “Als je wil dat het land op een bepaalde manier wordt bestuurd, dan moet je je stem laten horen. Alleen dan kan je met recht meepraten over de uitkomsten.” Henry blijft bij zijn standpunt: wie niet stemt, moet ook niet klagen. Voor hem is dat simpelweg een kwestie van logica en verantwoordelijkheid.