Henk, een vitale man van 69, zit aan de keukentafel met een kop koffie en praat over iets wat hem de laatste tijd dwarszit. Hij heeft besloten om zijn kleinkinderen geen cadeautjes meer te geven. “Het klinkt misschien hard,” zegt hij met een frons, “maar ze zeggen nooit dankjewel. Het lijkt wel alsof ze denken dat het allemaal vanzelfsprekend is.” Henk heeft het moeilijk met die gedachte.
Het was een beslissing die hij niet van de ene op de andere dag heeft genomen, want hij houdt zielsveel van zijn kleinkinderen. Maar elke keer opnieuw geven zonder iets terug te krijgen, ook al is het maar een simpel bedankje, dat weegt zwaar op hem. “Als ik ze iets geef en ze bedanken me niet eens, waarom zou ik dan nog moeite doen?”
Het is geen gemakkelijke beslissing voor Henk, en als hij over de situatie praat, wordt duidelijk dat het niet alleen over de cadeaus gaat. Het gaat veel dieper. Voor hem betekenen cadeaus meer dan alleen het materiële aspect. “Een cadeau geven is voor mij een manier om te laten zien dat ik om ze geef,” legt hij uit. “Ik wil dat ze weten dat ik ze liefheb, dat ik betrokken ben bij hun leven.”
Maar de laatste jaren voelt het alsof zijn inspanningen niet meer gewaardeerd worden. “Vroeger zag je nog die blijdschap op hun gezicht, die oprechte glimlach als ik iets voor ze meenam. Maar nu… het voelt anders. Het is alsof ze er niet meer om geven.”
Henk vertelt over een recent incident, een verjaardag van een van zijn kleinkinderen. Hij had zorgvuldig een cadeau uitgezocht, iets waarvan hij dacht dat het perfect bij zijn kleinkind zou passen.
“Ik dacht: dit is precies wat hij leuk zal vinden,” zegt Henk glimlachend, al klinkt er iets van verdriet door in zijn stem. “Maar toen hij het uitpakte, keek hij nauwelijks op. Geen lach, geen blijk van verrassing. En dat is nog niet eens het ergste. Hij zei niet eens dankjewel.”
Henk keek rond, verwachtend dat iemand zou ingrijpen, misschien een ouder die zou zeggen dat een bedankje wel op zijn plaats was. Maar het bleef stil. “Ik voelde me zo gekleineerd,” zegt Henk met een zucht. “Je doet je best, je denkt aan ze, en dan voelt het alsof het voor hen niets betekent.”
Langzaam maar zeker begonnen die ervaringen hem op te breken. Elke keer dat hij iets gaf zonder een reactie terug, voelde hij zich minder gewaardeerd. “Het is niet dat ik het doe voor de schouderklopjes,” benadrukt hij. “Ik hoef geen groot applaus, maar een bedankje, dat is toch niet te veel gevraagd?”
Voor Henk gaat het om het gebaar, het teken van respect. “Een simpel dankjewel laat zien dat ze zien wat ik doe, dat ze snappen dat ik moeite voor hen doe.”
Henk probeerde erover te praten, hoopte dat het misschien een vergissing was, of een kwestie van onoplettendheid. “Ik dacht: misschien moet ik het gewoon zeggen,” vertelt hij.
Dus nam hij op een dag zijn kleinzoon apart. “Ik zei, ‘Joh, opa zou het wel leuk vinden als je soms dankjewel zegt als je iets krijgt.’ Maar hij haalde alleen zijn schouders op en keek me aan alsof ik overdreef.”
Die reactie raakte Henk diep. Hij had gehoopt op een verandering, of op z’n minst op een klein teken van begrip. Maar in plaats daarvan voelde hij zich nog meer afgewezen.
De teleurstelling groeide. “Je wilt het liefst geloven dat ze het gewoon vergeten, dat ze te veel met andere dingen bezig zijn,” zegt hij, zichtbaar aangeslagen. “Maar op een gegeven moment kun je niet meer blijven ontkennen. Als ze me niet bedanken, hoeven ze niet te verwachten dat ik nog cadeaus geef.” Henk kijkt even weg, naar buiten.
De regen tikt zacht tegen het raam, en hij lijkt na te denken over zijn woorden. “Ik weet dat het misschien streng klinkt,” vervolgt hij, “maar ik ben niet van plan om steeds te blijven geven als er niets voor terugkomt. Niet eens een klein bedankje.”
Henk heeft al vaak gedacht aan zijn eigen jeugd, aan de tijd dat een cadeau iets bijzonders was. “Toen ik jong was, was een cadeau een groot iets. Je was blij met wat je kreeg en je liet het merken. Zelfs als het iets kleins was, was je dankbaar. Maar tegenwoordig lijkt het anders te zijn.” Hij denkt even na en zegt dan: “Misschien is het ook gewoon de tijdgeest.
Alles moet altijd meer en beter, en misschien raken ze daardoor snel verveeld.” Toch kan Henk zichzelf er niet toe brengen om zomaar mee te gaan in deze nieuwe manier van denken. Voor hem blijft dankbaarheid een van de belangrijkste dingen die je kunt tonen aan iemand die om je geeft.
Ondanks alles hoopt Henk dat zijn kleinkinderen op een dag zullen begrijpen waarom hij deze beslissing heeft genomen. “Misschien, als ze wat ouder zijn, kijken ze terug en beseffen ze dat ik het deed omdat ik om ze gaf.” Hij glimlacht even, alsof hij troost vindt in die gedachte.
“Maar tot die tijd stop ik met cadeaus geven. Ik wil niet het gevoel hebben dat ik alleen maar aan het geven ben zonder dat het iets voor hen betekent.”
Henk neemt nog een slok van zijn koffie en lijkt berustend in zijn beslissing. “Het is niet dat ik ze niets gun,” zegt hij. “Integendeel. Ik gun ze de wereld, maar ik wil ook dat ze zien dat die wereld niet zomaar komt aanwaaien. Dat iemand soms iets geeft uit liefde, en dat daar een dankjewel voor terug mag komen.”