Esmée voelt zich gevangen tussen haar liefde voor haar man Bas en haar irritatie over de twee kwijlende honden van haar schoonvader. Haar schoonvader, Piet, heeft sinds het overlijden van zijn vrouw twee boxers die hij overal mee naartoe neemt. Waar Esmée normaal gesproken haar mond zou houden omwille van de lieve vrede, is ze nu de wanhoop nabij. Hoe maak je iemand duidelijk dat je niet zit te wachten op twee grote, kwijlende honden in je huis, zonder dat het een enorm conflict oplevert?
Esmée geeft eerlijk toe: ze is geen fan van honden. Ze heeft er slechte ervaringen mee. Toen ze zes was, werd ze omvergelopen door een dalmatiër en vervolgens gebeten. Die angst is altijd een beetje blijven hangen. “Het ging gelukkig snel over, maar die schrik zit er toch in,” zegt ze. En het bleef niet bij die ene keer.
Jaren later, tijdens een vakantie in Frankrijk, werd ze weer gebeten, dit keer door een boerderijhond. “Hij kwam recht op me af en beet me in mijn bil voordat ik het wist.”
Hoewel ze inmiddels niet meer panisch wordt van een hond, blijft ze ze liever op afstand. “Ik ben niet bang voor álle honden, maar als ze te dichtbij komen, voel ik me niet op mijn gemak. De meeste hondeneigenaren snappen dat wel als ik het uitleg. Ze houden hun honden dan wat in toom of aangelijnd.”
Maar Piet, haar schoonvader, ziet dat anders. Nadat hij twee jaar geleden zijn vrouw verloor, kreeg hij twee boxerpuppy’s cadeau van een vriend. En sindsdien is hij dolblij met Sjef en Oekel. “Die honden betekenen alles voor hem,” vertelt Esmée.
“Ze geven hem structuur in zijn dagen en houden hem gezelschap. Hij moet ze uitlaten en dat zorgt ervoor dat hij niet vereenzaamt. Ik snap dat wel, maar dat maakt het voor mij niet makkelijker.”
De pups zijn inmiddels uitgegroeid tot flinke boxers die niet luisteren en constant bij Esmée in de buurt komen zitten. “Het lijkt wel of ze ruiken dat ik niets met ze heb. Ze komen altijd naar me toe met van die opgetrokken lipjes en kwijldraden aan hun bekken.
Het maakt me ongemakkelijk.” Als Piet met de honden thuis is, kan Esmée het nog accepteren, maar als Piet bij Esmée en Bas op bezoek komt, neemt hij de honden ook mee. En daar knapt Esmée op af. “Ze lopen overal, wroeten in alles, en ik wil die honden gewoon niet in mijn huis.”
Ze heeft geprobeerd het bespreekbaar te maken. Maar haar man Bas vindt dat ze zich niet zo moet aanstellen. “Bas vindt dat ik overdrijf en hij begrijpt mijn angst niet. Hij is zelf nooit door een hond gebeten.
Voor hem is het allemaal niet zo’n probleem, maar voor mij wel.” Wanneer ze het aan Piet voorlegt, lijkt hij haar ook niet serieus te nemen.
Esmée stelt voor om de honden in de tuin te laten spelen tijdens hun bezoekjes, maar Piet kijkt haar aan alsof ze gek is. “Bas zei zelfs tegen zijn vader: ‘Esmée maakt een grapje hoor, ze meent het niet’. Dat maakte me woedend.”
De situatie wordt nog erger wanneer Bas zonder overleg met Esmée zijn vader uitnodigt voor een etentje op eerste Kerstdag. “Ik kon hem wel wat aandoen toen hij vertelde dat Piet zou komen. Natuurlijk komen die twee honden ook mee.
Het idee dat die stofzuigers onder de kersttafel zitten te bedelen, terwijl ik bang ben dat ze de kerstboom omverhalen, maakt me misselijk. Dit is niet het soort kerst dat ik in gedachten had.”
Voor Esmée voelt het alsof Bas haar niet begrijpt en geen rekening houdt met haar gevoelens. “Ik voel me een zeurende vrouw, maar ik kan er gewoon niet tegen dat hij altijd de kant van zijn vader kiest.
Ik snap dat Piet die honden graag bij zich heeft, maar dit is ook mijn huis. Het voelt eenzaam om zo onbegrepen te worden.”
Esmée weet niet goed hoe ze de situatie moet oplossen zonder een groot conflict te veroorzaken. Maar ze is vastbesloten: de kwijlende honden van Piet mogen niet langer haar leven en haar huis beheersen.