Gerda, 69 jaar, zit in haar tuin met een kop koffie en een zwaar gemoed. Ze droomt al jaren van een leven onder de Italiaanse zon. Een klein huisje in een pittoresk dorp, omringd door olijfbomen en wijngaarden. Maar die droom staat nu onder druk.
“Ik wil emigreren,” zegt ze zacht, “maar mijn zoon zegt dat ik mijn kleinkinderen verwaarloos. Het doet me zo’n pijn.”
Het onderwerp kwam voor het eerst ter sprake tijdens een etentje met haar familie. Gerda vertelde enthousiast over haar plannen om naar Italië te verhuizen. “Ik dacht dat ze blij voor me zouden zijn,” zegt ze. “Ik heb hier mijn hele leven hard gewerkt en altijd klaar gestaan voor mijn kinderen. Nu wilde ik eindelijk iets doen voor mezelf.”
Maar in plaats van steun kreeg ze een stroom van vragen en bezwaren. Haar zoon was vooral fel. “Hij zei: ‘Hoe kun je dat doen? Je kleinkinderen hebben je nodig. Je laat ze gewoon in de steek.’ Die woorden bleven maar door mijn hoofd spoken.”
Gerda heeft een hechte band met haar kleinkinderen. Ze geniet ervan om ze op te halen van school, samen te bakken en verhalen voor te lezen. “Ik ben dol op ze,” vertelt ze.
“Maar betekent dat dat ik mijn eigen dromen moet opgeven? Dat ik nooit meer iets voor mezelf mag doen?” De vraag houdt haar wakker in de stille uren van de nacht.
Haar zoon, Mark, ziet het anders. “Hij zegt dat ik onverantwoordelijk ben,” vertelt Gerda met een brok in haar keel.
“Hij vindt dat ik er voor mijn kleinkinderen moet zijn, dat ze op mij rekenen. Maar ik vraag me af of dat eerlijk is. Het voelt alsof ik moet kiezen tussen mijn gezin en mijn eigen geluk.”
De droom om naar Italië te verhuizen begon jaren geleden, toen Gerda voor het eerst het land bezocht. Ze raakte verliefd op de cultuur, het eten en de relaxte levensstijl.
“Ik voelde me daar zo op mijn gemak,” zegt ze. “Het was alsof ik eindelijk een plek vond waar ik echt thuishoorde.” Sindsdien heeft ze elk jaar gespaard om haar droom waar te maken. Ze heeft zelfs al een klein huisje op het oog.
Maar de woorden van haar zoon maken haar onzeker. “Ik begin me af te vragen of ik egoïstisch ben,” zegt ze. “Misschien heeft hij gelijk. Misschien moet ik gewoon blijven waar ik ben en mijn rol als oma blijven vervullen.”
Toch voelt dat niet goed. “Ik heb zoveel voor anderen gedaan in mijn leven. Is het verkeerd om nu iets voor mezelf te willen?”
Haar vriendinnen proberen haar te steunen. “Ze zeggen dat ik mijn eigen geluk moet volgen,” vertelt Gerda. “Een van hen zei zelfs: ‘Je kunt altijd terugkomen als het niet bevalt.’
Maar het blijft lastig. Hoe kan ik genieten van mijn nieuwe leven als ik weet dat mijn zoon boos op me is?”
Het dilemma maakt haar verdrietig. “Ik wil mijn familie niet teleurstellen,” zegt ze. “Maar ik wil ook niet het gevoel hebben dat ik mijn eigen leven laat liggen. Ik weet gewoon niet wat ik moet doen.”
Gerda heeft geprobeerd het met haar zoon te bespreken, maar het gesprek liep uit op een ruzie. “Hij zei: ‘Je denkt alleen maar aan jezelf.’ Dat brak mijn hart.”
Toch is er ook een deel van haar dat hoopt dat de tijd de wonden kan helen. “Misschien begrijpt hij het beter als ik uitleg waarom dit zo belangrijk voor me is,” zegt ze.
“Ik wil hem niet kwetsen, maar ik wil ook niet mijn dromen opgeven. Misschien kan ik een manier vinden om contact te houden, ook al woon ik verder weg.”
De twijfel blijft knagen. “Ik kijk naar de foto’s van dat huisje in Italië en denk: dit is mijn kans. Maar dan hoor ik de stem van mijn zoon in mijn hoofd en vraag ik me af of ik wel de juiste keuze maak.”
Voor Gerda voelt het alsof haar hart in tweeën wordt getrokken. “Ik wil een toekomst waarin ik gelukkig ben, maar ook een waarin mijn familie me niet kwalijk neemt wat ik doe.”
Gerda weet dat ze een moeilijke beslissing moet nemen. “Wat ik ook kies, het zal pijn doen,” zegt ze. “Maar misschien is het tijd dat ik mezelf op de eerste plaats zet. Hoe moeilijk dat ook is.”
Voor nu blijft ze dromen van Italië, maar met een zwaar hart. “Ik hoop dat mijn zoon me op een dag kan begrijpen,” zegt ze zacht. “Want ik wil niets liever dan gelukkig zijn – en dat ook met hem en mijn kleinkinderen kunnen delen.”