De inburgering van asielzoekers in Nederland is op veel vlakken ernstig onder de maat. Ondanks miljoeneninvesteringen en goede bedoelingen vanuit de overheid blijkt uit recente rapporten dat veel nieuwkomers nauwelijks vooruitgang boeken in taal en integratie.
De situatie is volgens deskundigen zo ernstig dat het taalniveau van sommige inburgeraars zelfs wordt omschreven als “kleuterklasniveau”. Vooral de huidige inburgeringswet, die sinds 2022 van kracht is, ligt onder vuur.
Gemeenten trekken aan de bel
Gemeenten geven aan dat zij niet de middelen of mankracht hebben om de nieuwe wet goed uit te voeren. Hoewel het idee was dat gemeenten de regie zouden nemen over het inburgeringstraject, blijkt in de praktijk dat veel lokale overheden daar niet klaar voor zijn.
Er is een tekort aan geschikte taaldocenten, er zijn wachttijden bij cursusaanbieders en de kwaliteit van het aanbod wisselt enorm.
Daarnaast is er sprake van administratieve chaos: het duurt maanden voordat nieuwkomers daadwerkelijk kunnen starten met hun traject. In die tijd zitten velen thuis, zonder duidelijke structuur of begeleiding. Hierdoor gaan kostbare maanden verloren waarin zij hadden kunnen werken aan taal, participatie en zelfredzaamheid.
Taalniveau blijft schrikbarend laag
Een van de grootste problemen is het taalonderwijs. Veel asielzoekers halen het vereiste niveau niet binnen de gestelde termijn.
Sommige inburgeraars volgen jarenlang cursussen zonder zichtbaar resultaat. Volgens betrokken professionals komt dat niet alleen door het onderwijs zelf, maar ook door de instroom van mensen met lage scholing of analfabetisme in hun moedertaal.
Maar dat verklaart niet alles. Ook hogeropgeleide statushouders geven aan dat het traject verwarrend, traag en weinig motiverend is. In plaats van een duidelijk plan en goed lesmateriaal worden ze vaak doorgestuurd van de ene aanbieder naar de andere. Het gevolg: minimale vooruitgang en frustratie aan alle kanten.
Kosten rijzen de pan uit, resultaten blijven uit
De overheid stopt jaarlijks honderden miljoenen euro’s in inburgering, maar de opbrengst is mager. Uit cijfers van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat het slagingspercentage in sommige gemeenten ver onder de 50 procent ligt. En dat terwijl het behalen van het inburgeringsexamen officieel verplicht is om in Nederland te mogen blijven.
De gevolgen zijn groot: veel statushouders komen moeilijk aan werk, bouwen geen sociaal netwerk op en blijven afhankelijk van uitkeringen. Dat vergroot niet alleen de kloof met de samenleving, maar veroorzaakt ook spanningen in buurten waar mensen het gevoel hebben dat nieuwkomers niet meedoen of niet willen integreren.
“Een systeem gebouwd op wantrouwen”
Verschillende organisaties die betrokken zijn bij de begeleiding van vluchtelingen, uiten stevige kritiek op de wetgeving. Ze noemen het systeem bureaucratisch, inflexibel en gebouwd op wantrouwen. Elke stap moet verantwoord worden, elke euro moet worden goedgekeurd, terwijl er nauwelijks ruimte is voor maatwerk of menselijke benadering.
Volgens hen ligt de focus te veel op regels en papierwerk, en te weinig op wat mensen écht nodig hebben: contact met Nederlanders, praktijkervaring en motivatie om verder te komen. De gedachte dat iedereen op dezelfde manier leert en in hetzelfde tempo kan inburgeren, blijkt in de praktijk totaal onrealistisch.
Asielzoekers de dupe van politiek beleid
De huidige inburgeringsproblemen zijn niet zomaar uit de lucht komen vallen. De afgelopen jaren is het beleid rond asiel en integratie meerdere keren gewijzigd. Elke nieuwe coalitie voerde haar eigen koers, waardoor continuïteit en structuur ontbraken. Ook werd er jarenlang te weinig geïnvesteerd in de opvang en begeleiding van nieuwkomers, wat nu zijn tol eist.
Bovendien blijkt dat veel taalscholen commerciële partijen zijn die geld verdienen aan het aantal gevolgde lessen, niet aan het uiteindelijke resultaat. De prikkel om mensen écht verder te helpen ontbreekt daardoor soms volledig. En daar betalen de cursisten – en uiteindelijk de samenleving – de prijs voor.
Politieke reacties en maatschappelijke onrust
De recente onthullingen over het lage niveau van inburgering hebben geleid tot felle reacties in de politiek. Vooral vanuit oppositiepartijen wordt hard uitgehaald naar het kabinet.
“Dit is onacceptabel,” klinkt het in de Tweede Kamer. “Als we mensen hier willen laten meedoen, moeten we ze ook de middelen geven om dat te doen. Het huidige systeem faalt op alle fronten.”
Ook in de samenleving is er onrust. Veel Nederlanders vragen zich af waarom integratie zo moeizaam verloopt, en of het geld dat in de inburgering wordt gestoken niet beter besteed kan worden.
Anderen maken zich juist zorgen over de kansen die nieuwkomers mislopen en roepen op tot meer begeleiding, betere lessen en vooral meer menselijkheid.
Wat moet er veranderen?
Er klinken steeds luider geluiden om het hele systeem opnieuw tegen het licht te houden. Experts pleiten voor:
Meer ruimte voor maatwerk in het traject
Betere selectie van taalscholen en strengere kwaliteitscontrole
Snellere start van cursussen na aankomst
Meer praktijkgericht onderwijs, bijvoorbeeld via stages of vrijwilligerswerk
Betere samenwerking tussen gemeenten, scholen en hulporganisaties
Alleen door het systeem menselijker, flexibeler en efficiënter te maken, kan er iets veranderen. Want zolang mensen vastlopen in een onduidelijk, stroperig en ineffectief traject, blijft de integratie achter. En dat is nadelig voor zowel de nieuwkomers zelf als de samenleving als geheel.
De bal ligt nu bij Den Haag
De signalen zijn duidelijk. Gemeenten, begeleiders en de nieuwkomers zelf geven aan dat het zo niet langer werkt. De Tweede Kamer is aan zet om de fouten te erkennen en de koers te wijzigen. De vraag is: hoeveel tijd, geld en menselijk potentieel moet er nog verloren gaan voordat er echt iets verandert?
De intentie om mensen te laten meedoen is er wel, maar de uitvoering schiet tekort. En zolang dat het geval is, blijft de inburgering steken op een niveau waar niemand blij van wordt – ook de mensen die graag willen, maar gewoon niet verder komen in dit systeem.