Jan, een 72-jarige man, woont nu al enkele jaren in een seniorenflat aan de rand van de stad. Wat ooit een nieuwe stap leek naar een rustiger, veiliger leven met leeftijdsgenoten, is inmiddels een bron van eenzaamheid geworden. “De buren groeten niet eens,” zegt hij met een zucht, terwijl hij vanuit zijn stoel naar buiten kijkt. Voor Jan is dit gevoel van verlatenheid iets wat hij nooit had verwacht toen hij hier introk.
Op een herfstachtige middag zit Jan in zijn kleine, maar netjes ingerichte appartement. Hij was ooit een actieve man, altijd in de weer en omringd door mensen. Maar nu, in zijn seniorenflat, lijkt dat sociale leven langzaam te verdwijnen. “Vroeger kende ik mijn buren bij naam, we dronken samen koffie, spraken elkaar bij de supermarkt. Maar hier… het is alsof iedereen in zijn eigen wereld leeft. Niemand heeft tijd voor een praatje.”
Jan beschrijft de dagelijkse routine in het gebouw als kil en onpersoonlijk. “Ik zie de mensen hier wel, hoor,” zegt hij, terwijl hij met zijn hoofd richting de gang knikt. “Maar het is altijd hetzelfde. Ze lopen snel voorbij, soms zonder zelfs maar op of om te kijken.
Ik heb wel geprobeerd om een praatje aan te knopen, maar meestal krijg ik alleen een kort knikje of zelfs helemaal niets.” Hij haalt zijn schouders op, een mengeling van verdriet en frustratie zichtbaar in zijn ogen.
In het begin probeerde Jan er het beste van te maken. Hij had verwacht dat de seniorenflat een plek zou zijn waar hij nieuwe vrienden zou maken, waar hij samen met zijn buren activiteiten zou ondernemen. “Ik dacht dat het gezellig zou worden.
Dat je hier elkaar helpt en steunt, zoals het vroeger in de buurt was. Maar dat blijkt niet zo te zijn,” zegt hij, duidelijk teleurgesteld.
Zijn pogingen om contact te maken met zijn buren hebben weinig opgeleverd. “Er woont een vrouw naast me, al sinds ik hier ben. Ik heb haar een keer aangesproken, maar ze leek haast te hebben en gaf me alleen een kort antwoord. Sindsdien zegt ze niets meer.”
Het is niet zo dat Jan een uitgebreid sociaal leven verwachtte, maar een klein beetje vriendelijkheid had hij wel gehoopt. “Een simpele ‘goedemorgen’ zou al iets betekenen,” zegt hij, terwijl hij nadenkt over de tijden die achter hem liggen.
Jan is zich ervan bewust dat de wereld is veranderd, dat mensen nu meer met zichzelf bezig lijken te zijn, maar hij begrijpt niet waarom dat zo sterk doorwerkt in een gemeenschap als deze. “In een flat als deze, waar iedereen toch wat ouder is, zou je denken dat we elkaar wat meer opzoeken. Maar dat gebeurt niet. Het lijkt wel of iedereen bang is om contact te maken.”
Hij vertelt over zijn vroegere buurt, waar hij met zijn vrouw jaren woonde. “Iedereen kende elkaar daar. Als er iets was, dan stond je voor elkaar klaar. Nu voelt het anders. Het lijkt wel alsof mensen zich afsluiten, alsof ze niet meer willen of kunnen delen.” Zijn ogen vullen zich met weemoed als hij vertelt over de tijd waarin zijn vrouw nog leefde. “Zij had altijd een glimlach voor iedereen. Ze zou het hier ook moeilijk hebben gehad.”
Jan brengt zijn dagen nu vaak alleen door. Hij probeert zichzelf bezig te houden met puzzelen, het lezen van de krant en af en toe een wandelingetje maken. Maar zelfs tijdens die wandelingen voelt hij zich geïsoleerd.
“Je ziet hier vaak dezelfde gezichten, maar het lijkt wel alsof niemand oogcontact wil maken. Ze kijken naar beneden of lopen snel door.” Hij pauzeert even en vervolgt dan met een klein lachje: “Misschien ben ik wel te ouderwets. Misschien is dit gewoon hoe het nu gaat.”
Soms zoekt hij troost in het contact met zijn familie, maar dat gebeurt niet vaak genoeg om de leegte te vullen. “Mijn kinderen hebben hun eigen leven. Ze komen wel eens langs, maar dat is niet hetzelfde. Je hebt toch mensen om je heen nodig, zeker op mijn leeftijd.” Jan haalt zijn hand door zijn grijze haren en zucht. “Het is moeilijk om je nuttig te voelen als niemand de moeite neemt om je te zien.”
De eenzaamheid die hij ervaart in de seniorenflat is niet iets wat hij ooit had voorzien. “Ik dacht dat dit een nieuwe fase zou zijn. Dat ik hier opnieuw een sociaal leven zou opbouwen. Maar in plaats daarvan voelt het vaak alsof ik hier alleen maar ben om de tijd uit te zitten.” Hij kijkt naar de muur waar een klok zachtjes tikt. “De dagen gaan langzaam voorbij als je alleen bent.”
Toch geeft Jan niet helemaal op. “Ik probeer elke dag opnieuw iemand te groeten. Wie weet, misschien dat er een keer iemand teruglacht of een praatje maakt. Het zou zo’n verschil maken.” Met die woorden toont Jan niet alleen zijn teleurstelling, maar ook zijn veerkracht. Ondanks de eenzaamheid blijft hij hopen op een sprankje menselijk contact.
Voor Jan draait het leven nu om het vinden van kleine momenten van verbinding. “Als ik één ding heb geleerd, is het dat mensen sociale wezens zijn.
We hebben elkaar nodig, ook al willen sommigen dat misschien niet toegeven.” En hoewel het leven in de seniorenflat hem tot nu toe vooral een gevoel van verlatenheid heeft gegeven, blijft Jan hoopvol. “Misschien groeten de buren me morgen wel. Dat zou al een goede start zijn.”