De Nederlandse woningmarkt staat op z’n kop. Wie denkt dat een goed inkomen genoeg is om een huis te kopen, komt vaak van een koude kermis thuis.
Uit recente berekeningen blijkt dat je met een jaarsalaris van €81.000 bruto en een flinke spaarrekening pas echt kans maakt.
Het gemiddelde bedrag dat nodig is aan eigen geld loopt namelijk op tot zo’n €170.000 spaargeld.
Daarmee wordt duidelijk dat een koopwoning voor veel Nederlanders onbereikbaar is, zelfs als ze bovengemiddeld verdienen.
Hoeveel verdien je gemiddeld in Nederland?
Volgens het CBS ligt het gemiddelde bruto jaarinkomen van een werkende Nederlander rond de €40.000 tot €45.000 per jaar.
Een huishouden met twee inkomens komt daarmee vaak rond de €70.000 tot €80.000 uit. Met een gezamenlijk inkomen van €81.000 per jaar zit je dus ruim boven modaal.
Toch blijkt dat zelfs met zo’n inkomen de stap naar een koopwoning niet vanzelfsprekend is.
Banken kijken naar de maximale hypotheek die je kunt dragen en die is gekoppeld aan inkomen, rente en persoonlijke lasten.
Met €81.000 bruto per jaar kan een huishouden volgens de huidige normen ongeveer €390.000 tot €410.000 hypotheek krijgen (afhankelijk van de rente).
En daar wringt het probleem: de gemiddelde koopwoning kost inmiddels zo’n €430.000.
Waarom je spaargeld nodig hebt
Omdat de gemiddelde huizenprijs hoger ligt dan wat je maximaal kunt lenen, moet de koper het verschil uit eigen zak bijleggen. Daarbovenop komen nog kosten zoals:
Overdrachtsbelasting (2% voor wie niet voor het eerst koopt, starters tot 35 jaar zijn soms vrijgesteld)
Notariskosten (gemiddeld €2.000 – €3.000)
Taxatiekosten en advieskosten (bij elkaar nog eens €2.000 – €3.000)
Verbouwingen en inrichting (sterk afhankelijk van de woning, maar vaak tienduizenden euro’s)
Alles bij elkaar maakt dit dat een koper al snel €170.000 spaargeld moet hebben om de woning te kunnen betalen én de bijkomende kosten te dekken.
Rekenvoorbeeld met €81.000 inkomen
Stel dat een stel samen €81.000 bruto per jaar verdient. De bank biedt een maximale hypotheek van €400.000. Ze vinden een huis van €430.000 – ongeveer de gemiddelde huizenprijs.
Huisprijs: €430.000
Hypotheek: €400.000
Eigen inbreng: €30.000
Overdrachtsbelasting: €8.600
Notaris, advies en taxatie: €5.000
Verbouwing en inrichting: minimaal €25.000
In dit voorbeeld moeten ze dus al bijna €70.000 spaargeld meenemen. En dat is nog een optimistische berekening. Bij een huis van vijf ton loopt dat bedrag snel richting de €150.000 of meer.
Starters de dupe
Voor starters is dit probleem het grootst. Zij hebben vaak geen overwaarde van een eerdere woning en moeten het volledig hebben van hun spaargeld.
Met hoge huren, dure boodschappen en stijgende energiekosten is sparen voor zulke bedragen bijna onmogelijk.
Veel jonge mensen blijven daardoor langer bij hun ouders wonen of zijn aangewezen op dure huurwoningen die hun spaarcapaciteit verder beperken.
Het idee dat een vast contract en een goed salaris voldoende zijn om een huis te kopen, is voor deze groep al lang verleden tijd.
Doorstromers hebben voordeel
Wie al een woning bezit, staat sterker. Door de enorme prijsstijgingen van de afgelopen jaren hebben veel huizenbezitters flinke overwaarde opgebouwd. Die winst kan gebruikt worden als eigen inbreng voor een nieuwe woning.
Daarom zie je dat vooral de duurdere huizen nog steeds verkocht worden: doorstromers schuiven door, terwijl starters achterblijven.
Voor hen is de woningmarkt op slot, tenzij ouders of grootouders financieel bijspringen.
Regionale verschillen maken het nog lastiger
Met een inkomen van €81.000 kun je in sommige delen van Nederland nog redelijk uit de voeten.
In Drenthe, Limburg of Zeeland liggen de prijzen lager en zijn woningen rond de drie ton nog te vinden. Maar in de Randstad is de situatie compleet anders.
In steden als Amsterdam, Utrecht en Haarlem zijn huizen onder de vier ton zeldzaam. Daar heb je als koper vaak ruim €100.000 eigen geld nodig om überhaupt kans te maken.
En omdat de concurrentie hevig is, worden huizen regelmatig voor tienduizenden euro’s boven de vraagprijs verkocht.
Politieke oplossingen blijven achter
De politiek belooft al jaren oplossingen, maar in de praktijk verandert er weinig. Nieuwbouwprojecten lopen vertraging op door stikstofregels, hoge bouwkosten en lange vergunningstrajecten.
Daardoor blijft het tekort aan woningen bestaan en stijgen de prijzen verder.
Er wordt gesproken over meer startersleningen, strengere regels voor beleggers en zelfs huurplafonds, maar die maatregelen pakken het kernprobleem niet aan: er zijn simpelweg te weinig woningen beschikbaar.
Wat betekent dit voor de toekomst?
Als de trend zich doorzet, wordt de kloof tussen huiseigenaren en woningzoekers alleen maar groter. Wie nu al een huis heeft, bouwt vermogen op door stijgende prijzen.
Wie nog buiten de markt staat, moet steeds meer geld sparen en komt nauwelijks dichter bij een oplossing.
Met een salaris van €81.000 per jaar behoor je tot de hogere inkomensgroep in Nederland, maar zelfs dan is een huis kopen verre van vanzelfsprekend.
Het feit dat er gemiddeld €170.000 spaargeld nodig is, laat zien dat de woningmarkt uit balans is en voor veel mensen onbereikbaar blijft.
Conclusie: een luxeprobleem voor de happy few
Een huis kopen is tegenwoordig geen kwestie meer van hard werken en een hypotheek afsluiten.
Het is een luxe die alleen bereikbaar is voor wie tonnen spaargeld of overwaarde heeft.
Met een jaarsalaris van €81.000 zou je normaal gesproken denken stevig te staan, maar zelfs dan is de kans groot dat je zonder hulp van buitenaf vastloopt.
Zolang de prijzen hoog blijven en de overheid geen structurele maatregelen neemt om het woningtekort op te lossen, blijft een eigen huis voor veel Nederlanders een verre droom.