Freek heeft het helemaal gehad. “Ik werk me kapot, draai weken van 50 uur, en toch lijkt mijn buurman, die in de bijstand zit, net zo goed te leven als ik. Hoe dan? In de herfstvakantie ging hij zelfs op vakantie. Terwijl ik hier gewoon weer aan het werk was.”
De frustratie is zichtbaar als Freek erover praat. “Ik sta elke dag vroeg op, werk hard voor mijn gezin, en zorg ervoor dat de rekeningen betaald worden. Maar als ik naar mijn buurman kijk, lijkt het alsof hij zich nergens zorgen over maakt.
Hij gaat lekker met z’n gezin weg, heeft een nieuwe televisie gekocht, en ik vraag me af: hoe kan dat?”
Het is niet dat Freek anderen hun geluk niet gunt. “Ik snap dat het leven niet voor iedereen makkelijk is, en ik weet dat sommige mensen echt niet anders kunnen.
Maar ik vraag me af: hoe kan iemand die in de bijstand zit, dezelfde dingen doen als ik, terwijl ik er keihard voor moet werken? Het voelt gewoon niet eerlijk.”
Het begon Freek pas echt op te vallen toen hij zijn buurman vrolijk in de auto zag stappen met een dakkoffer erop. “Ze gingen een weekje naar een vakantiepark. Dat is toch niet normaal?
Ik heb nog even gedacht: misschien spaart hij daar jaren voor. Maar ik hoor hem ook regelmatig vertellen over nieuwe spullen die hij koopt. Ik begrijp het gewoon niet.”
Freek merkt dat het onderwerp regelmatig ter sprake komt bij vrienden en familie. “Ik ben echt niet de enige die dit ziet. Veel mensen hebben hetzelfde gevoel: dat het systeem scheef is. Dat werken niet meer loont.
Ik bedoel, waarom zou je je dan nog uit de naad werken als je in de bijstand hetzelfde kunt leven? Het voelt gewoon alsof ik voor niks al die uren draai.”
Wat Freek nog meer irriteert, is de gedachte dat er misbruik wordt gemaakt van het systeem. “Ik heb soms het idee dat mensen precies weten hoe ze de regels kunnen buigen.
Ik ken verhalen van anderen die mensen in de bijstand kennen en toch alles kunnen doen wat ze willen. Ik weet niet of het waar is, maar het blijft knagen.”
Ondanks zijn frustratie probeert Freek ook nuchter te blijven. “Misschien is het niet wat het lijkt. Misschien heeft hij familie die hem helpt of heeft hij een slimme manier gevonden om te sparen.
Maar het blijft een raar gevoel als ik aan het werk ben en hij zorgeloos lijkt te leven.”
Freek voelt zich ook niet altijd gehoord. “Als ik dit onderwerp aansnijd, krijg ik vaak te horen dat ik niet zo moet klagen. Dat ik blij moet zijn dat ik kan werken en een goed leven heb. Dat weet ik ook wel, maar het gaat om het principe. Het voelt gewoon oneerlijk.”
Toch hoopt Freek dat het systeem eerlijker kan worden. “Ik denk dat mensen best willen werken, maar dat de balans gewoon beter moet zijn. Het moet lonen om hard te werken, en je moet niet het gevoel hebben dat anderen zonder moeite hetzelfde leven kunnen leiden.”
Hij sluit af met een duidelijke boodschap. “Ik gun iedereen een goed leven, echt waar. Maar het systeem moet wel kloppen.
Ik wil niet het gevoel hebben dat mijn harde werk voor niks is, terwijl een ander het gewoon krijgt. Dat is niet goed voor de motivatie en al helemaal niet voor het vertrouwen in de samenleving.”