Wie de afgelopen jaren door Nederlandse steden reed, heeft het vast al gemerkt: steeds meer wegen krijgen een bordje met “30” erop. Waar eerst 50 kilometer per uur de standaard was binnen de bebouwde kom, is dat aan het veranderen.
Grote steden als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht nemen het voortouw, maar ook kleinere gemeenten volgen snel. De grote vraag is: wordt 30 km/h straks overal de norm?
De kans is groot dat het antwoord daarop “ja” is. Steeds meer gemeenten passen hun verkeersbeleid aan met als doel de leefbaarheid te verbeteren, verkeersveiligheid te vergroten en de stad aantrekkelijker te maken voor fietsers en voetgangers. De stap naar 30 km/h wordt daarbij gezien als een logische en noodzakelijke keuze.
Waarom steeds meer steden voor 30 kiezen
Volgens verkeersdeskundigen is 30 km/h niet zomaar een willekeurig gekozen snelheid. Het is gebaseerd op jarenlange studies en cijfers die aantonen dat een lagere snelheid letterlijk levens kan redden.
In het geval van een aanrijding tussen een auto en een voetganger is de overlevingskans bij 30 km/h vele malen hoger dan bij 50 km/h. Bovendien neemt de remweg af, zijn bestuurders alerter en is de impact bij een botsing veel minder heftig.
Maar het gaat niet alleen om veiligheid. Ook het geluidsniveau daalt flink bij een lagere snelheid. Wie langs een drukke 50-weg woont, weet hoe veel herrie verkeer kan maken.
Bij 30 km/h is dat geluid vaak de helft minder. Dat betekent rust in de straat, zowel overdag als ’s nachts. En dat is goed nieuws voor de gezondheid én het woongenot.
Bovendien wordt de luchtkwaliteit beter. Auto’s rijden bij 30 km/h constanter en hoeven minder hard af te remmen of op te trekken. Dat zorgt voor minder uitstoot van schadelijke stoffen. In drukke woonwijken met veel kinderen, ouderen en kwetsbare verkeersdeelnemers is dat natuurlijk een grote plus.
Wat er nu al gebeurt in steden
Amsterdam voerde in december 2023 op grote schaal 30 km/h in, op ruim 80% van de wegen binnen de ring.
Ook in Rotterdam en Utrecht is een groot deel van de wegen inmiddels omgezet. In Den Haag liggen de plannen klaar, en ook steden als Groningen, Nijmegen en Eindhoven experimenteren met nieuwe zones of bereiden invoering voor.
In de praktijk betekent dit dat veel bekende straten en hoofdwegen nu ineens een lagere maximumsnelheid hebben.
En nee, dat betekent niet per se dat het verkeer langzamer gaat. Integendeel: doordat er minder files zijn op smalle wegen en fietsers zich veiliger voelen, stroomt het verkeer juist beter door. Ook OV-lijnen passen zich aan, met soms aangepaste rijtijden en snellere routes via 50-kilometerwegen buiten woonwijken.
Volgens veel gemeenten is het doel niet om automobilisten te pesten, maar om steden leefbaarder te maken. Minder verkeersdruk, schonere lucht en minder ongelukken: dat klinkt als een win-winsituatie.
Hoe zit het met handhaving?
Een veelgehoorde vraag is hoe zo’n maatregel wordt gehandhaafd. Want een bordje ophangen is één ding, maar houden mensen zich er ook aan?
De politie kan niet overal tegelijk controleren, en flitspalen zijn duur. Toch zijn er slimme oplossingen in opkomst. Denk aan snelheidssensoren die gekoppeld zijn aan verkeerslichten, of aan campagnes waarbij buurtbewoners via apps of tijdelijke metingen zien hoe hard er wordt gereden in hun straat.
In sommige wijken is de aanpak nog creatiever. Daar worden wegen opnieuw ingericht zodat je vanzelf langzamer gaat rijden.
Drempels, versmalde rijstroken, verhoogde kruisingen en zelfs plantenbakken in de straat zorgen ervoor dat 50 rijden gewoon niet meer logisch voelt. En dat werkt: uit verschillende proefprojecten blijkt dat mensen zich in zulke straten veel vaker aan de snelheidslimiet houden, zonder dat daar handhaving voor nodig is.
Wat betekent dit voor de toekomst van mobiliteit?
Als 30 km/h de norm wordt in vrijwel alle woonwijken en stadscentra, verandert dat de manier waarop mensen zich verplaatsen.
De auto wordt minder dominant, en dat biedt kansen voor andere vormen van vervoer. Fietsen en lopen worden aantrekkelijker, zeker als je je veilig voelt in het verkeer. Ouders durven hun kinderen weer zelf naar school te laten fietsen, ouderen steken rustiger over, en er ontstaat letterlijk meer ruimte op straat.
De verwachting is dat het autoverkeer zich gaat verplaatsen naar bredere, doorgaande wegen net buiten de woonwijken. Daar blijft 50 of soms zelfs 70 km/h gewoon mogelijk, maar alleen waar het veilig en logisch is. Binnen de stad komt de nadruk meer te liggen op rustige, veilige, toegankelijke straten voor iedereen.
Voor ondernemers, winkeliers en horeca is dat ook goed nieuws. In rustige straten blijven mensen vaker hangen, nemen ze de tijd en zijn ze eerder geneigd om een terrasje te pakken of een winkel binnen te stappen. Verschillende binnensteden laten zien dat autoluwe of -vrije zones juist zorgen voor meer bezoekers, niet minder.
Gaat het echt overal 30 worden?
De kans is groot dat binnen een paar jaar vrijwel elke gemeente overstapt op een ‘30 tenzij’-beleid. Dat betekent dat alle wegen binnen de bebouwde kom standaard 30 km/h zijn, tenzij er een uitzondering is vanwege bijvoorbeeld openbaar vervoer of doorgaand verkeer.
Het rijk heeft al aangegeven deze ontwikkeling te steunen en werkt aan landelijke richtlijnen en financiering voor de herinrichting van wegen.
Toch zijn er ook zorgen. Sommige automobilisten vrezen langere reistijden, logistieke bedrijven maken zich zorgen over leveringen, en er zijn bewoners die vinden dat het beleid te snel wordt doorgevoerd. Gemeenten proberen die zorgen serieus te nemen, maar houden vast aan de koers.
De vraag lijkt dan ook niet meer of 30 km/h de norm wordt, maar wanneer. En hoewel het voor sommige weggebruikers even wennen zal zijn, lijkt de algemene tendens duidelijk: de stad van de toekomst is veiliger, stiller en mensvriendelijker – en daar past 30 km/h perfect bij.