De wekker van Jan gaat elke ochtend om half acht. Niet omdat hij naar zijn werk moet, maar omdat hij zijn dagen zoveel mogelijk ritme probeert te geven.
“Als ik niks doe, word ik gek,” zegt hij terwijl hij een kop koffie inschenkt in zijn flatje in Almere. “Ik wil werken. Ik bén geen type om thuis te zitten. Maar elke keer dat ik solliciteer, krijg ik binnen 24 uur een afwijzing.”
Jan is 54 en al bijna twee jaar werkloos. Daarvoor werkte hij jarenlang als logistiek coördinator bij een groot transportbedrijf. “Ik had vaste klanten, kende alle routes uit mijn hoofd.
Het was gewoon mijn wereld.” Tot het bedrijf ging reorganiseren en hij na twintig jaar trouwe dienst op straat kwam te staan. “Ze zeiden dat het niets met mij persoonlijk te maken had. Maar je voelt toch dat je niet meer nodig bent.”
Sindsdien zoekt hij werk. En niet zomaar een beetje. “Ik zit elke dag op Indeed, LinkedIn, nationale vacaturebanken, noem maar op. Ik pas mijn cv aan, schrijf brieven, bel bedrijven op. Maar het is telkens hetzelfde liedje: ‘We hebben gekozen voor een andere kandidaat’. Of je hoort gewoon helemaal niks meer.”
Wat hem vooral pijn doet, is het gevoel dat zijn leeftijd tegen hem werkt. “Je hoeft maar naar mijn geboortejaar te kijken en je weet: kansloos. Ze willen jonge gasten van 30 die weinig kosten en alles digitaal kunnen. Alsof ik niks meer waard ben omdat ik boven de 50 ben.”
En hij is niet de enige. Duizenden vijftigplussers in Nederland ervaren hetzelfde. Ze willen werken, zijn gemotiveerd, hebben bakken ervaring, maar worden systematisch overgeslagen.
Jan zucht: “Je leest overal dat er personeelstekorten zijn. Horeca, zorg, logistiek – ze staan te springen. Maar als je dan aanklopt, zeggen ze dat je niet in het team past. Tja, dat is een nette manier om te zeggen: ‘Je bent te oud.’”
Het is niet alleen de afwijzing die steekt, maar ook de toon ervan. “Soms krijg ik standaardmails waarin staat dat ik niet genoeg ‘groeipotentie’ heb. Of dat ze zoeken naar iemand ‘die nog jaren meekan’. Nou, ik wil juist dolgraag nog jaren meedraaien! Geef me een kans, dan laat ik het zien.”
Wat Jan vooral frustreert, is dat hij zich nog helemaal niet oud voelt. “Ik ben fit, ik fiets elke dag, ik kan zo tien uur per dag werken. Maar werkgevers zien alleen die leeftijd op papier. Dan denken ze meteen dat je traag bent, niet met computers kunt omgaan of snel ziek bent. Onzin. Ik leer snel en ik ben nooit ziek geweest.”
Ook financieel is de situatie zwaar. “Ik red het net met mijn uitkering, maar ik moet echt op de kleintjes letten. Geen vakanties, geen uitstapjes, zelfs boodschappen zijn een puzzel. Maar het gaat me niet eens alleen om het geld. Het gaat om erbij horen. Om iets bijdragen. Ik voel me nu gewoon nutteloos.”
Elke week moet Jan zich melden bij het UWV. “Ze helpen me waar ze kunnen, maar ik merk dat ook zij het soms niet meer weten. Ik heb inmiddels bijna alle sollicitatietrainingen gevolgd die er zijn. Ik wéét hoe ik een goede brief moet schrijven. Maar als werkgevers me niet uitnodigen, houdt het op.”
Toch blijft hij doorgaan. “Ik geef niet op. Elke dag probeer ik het opnieuw. Misschien komt er ineens iemand die denkt: ‘Hé, die Jan, die wil tenminste werken.’ Want ik heb nog zoveel te geven. Mijn leeftijd is geen zwakte, het is juist mijn kracht. Ik heb ervaring, overzicht, werkethiek. Maar dat wordt allemaal overschaduwd door een getal.”
Inmiddels overweegt Jan om zich om te scholen. “Misschien moet ik iets heel anders gaan doen. Zorg, onderwijs, weet ik veel. Maar zelfs daar hoor je dat ze liever mensen van 25 aannemen. Die kunnen nog ‘jaren mee’, zeggen ze dan. Ik snap dat ergens wel, maar het blijft wrang.”
Wat hij vooral mist, is erkenning. “Er wordt altijd gezegd dat iedereen een eerlijke kans moet krijgen op de arbeidsmarkt. Maar in de praktijk is dat niet zo. Als je ouder bent dan 50, moet je drie keer zo hard vechten. En vaak voor niks.”
Aan stoppen denkt hij nog lang niet. “Ik blijf solliciteren, elke dag. Want ik geloof dat er ergens een werkgever is die niet alleen naar leeftijd kijkt, maar naar de mens. Die mij ziet en denkt: ja, jij past bij ons. Die kans, dat ene telefoontje, daar leef ik voor.”
Voor Jan is werk veel meer dan een inkomen. Het is zijn gevoel van eigenwaarde, zijn trots, zijn ritme. En zolang hij nog elke dag zijn wekker zet, zolang hij brieven blijft schrijven, is hij nog niet verloren. “Ik wil gewoon weer meedoen. Meer vraag ik niet.”x
Hoewel Jan zich dagelijks inzet om een baan te vinden, merkt hij dat de hoop langzaam plaatsmaakt voor frustratie en twijfel – niet alleen over zijn kansen, maar ook over zijn waarde als mens. Elke afwijzing voelt als een bevestiging van een onuitgesproken oordeel: dat hij niet meer meetelt, dat hij passé is. En dat terwijl hij juist zo veel te bieden heeft.
Hij is loyaal, plichtsgetrouw, flexibel en altijd bereid om bij te leren – eigenschappen die je niet in een cv kunt vatten, maar die op de werkvloer van onschatbare waarde zijn. Toch lijken veel werkgevers daar aan voorbij te gaan, verblind door een voorkeur voor jong, snel en goedkoop.
Voor Jan is het onbegrijpelijk dat ervaring tegenwoordig vaak wordt gezien als ballast in plaats van als meerwaarde. “Het voelt alsof ik mezelf telkens moet bewijzen tegenover mensen die mijn hele loopbaan niet eens hebben meegemaakt,” zegt hij.
En ondanks dat hij zichzelf probeert voor te houden dat het niet aan hem ligt, blijft de gedachte knagen: wat als dit het gewoon is? Wat als niemand me nog een kans geeft, alleen omdat ik 54 ben?