Op een doordeweekse ochtend staat Jan (78) gebogen over een prullenbak in het stadspark. In zijn versleten jas graait hij tussen blikjes, verpakkingen en restjes eten.
Opeens pakt hij triomfantelijk een plastic flesje vast. “Die levert weer 15 cent op,” zegt hij zacht, alsof hij zichzelf moed inpraat. Jan is één van de vele ouderen in Nederland die de eindjes niet meer aan elkaar kunnen knopen en noodgedwongen statiegeldflesjes verzamelen om rond te komen.
De harde realiteit
Jan woont al bijna vijftig jaar in dezelfde buurt. Vroeger kende iedereen hem als de vriendelijke postbode die altijd even een praatje maakte. Maar de tijden zijn veranderd.
De buurt is inmiddels verjongd en veel van zijn oude kennissen zijn vertrokken of overleden. Jan blijft achter met zijn herinneringen, een kleine huurwoning en een maandelijkse AOW-uitkering die nauwelijks toereikend is.
“Vroeger redde ik het nog wel,” zegt Jan terwijl hij een stapel plastic flesjes netjes in een oude boodschappentas stopt. “Maar alles is duurder geworden.
De huur, de boodschappen, zelfs het openbaar vervoer. Soms weet ik echt niet hoe ik het allemaal moet betalen. Dus ja, dan ga ik de straat op om flesjes te zoeken. Het voelt niet goed, maar ik moet wel.”
Te trots om hulp te vragen
Jan praat niet graag over zijn financiële situatie. In zijn woorden klinkt een mengeling van schaamte en frustratie. “Ik heb altijd gewerkt, meer dan veertig jaar. Eerst als fabrieksarbeider, later als postbode. Ik heb mijn steentje bijgedragen. Dat ik nu flesjes uit vuilnisbakken moet vissen om de eindjes aan elkaar te knopen, dat doet pijn.”
Het liefst zou Jan helemaal geen hulp aannemen. Hij is opgegroeid in een tijd waarin men trots was op zelfredzaamheid. “Vroeger klaagden mensen niet, die pakten aan. Maar soms vraag ik me af hoe ik dat nu nog moet doen. De AOW is niet genoeg en extra bijverdienen kan ik niet meer. Mijn gezondheid laat dat niet toe.”
Een dagelijkse strijd
Elke ochtend trekt Jan eropuit met zijn oude boodschappentas. Hij kent inmiddels de beste plekken om statiegeldflesjes te vinden. “Bij de speeltuin liggen er vaak een paar. En bij het winkelcentrum staan prullenbakken vol. Als ik geluk heb, kom ik thuis met vijf of zes flesjes. Dat scheelt toch weer bijna een euro.”
Op dagen dat het regent of waait, is het zoeken een stuk zwaarder. “Mijn rug doet zeer en mijn knieën zijn niet meer wat ze waren. Maar ik kan niet zomaar binnen blijven.
Geen flesjes betekent geen brood voor de volgende dag.” Zijn ogen schieten even vol, maar hij herpakt zich snel. “Ach, je wordt er wel hard van. Je leert creatief denken. Soms krijg ik van voorbijgangers een flesje in mijn hand gedrukt. Dat is wel lief.”
Eenzaamheid als grootste vijand
Jan mist vooral de gezelligheid van vroeger. “Vroeger kwam je elkaar tegen in de buurt, maakte je een praatje. Nu lijkt iedereen haast te hebben. De jongeren snappen niet dat iemand van mijn leeftijd nog de straat op moet om wat geld te verdienen. Soms krijg ik vreemde blikken of hoor ik gefluister. Dat doet best pijn.”
In zijn kleine flatje staan de spullen nog zoals hij ze jaren geleden heeft neergezet. De fotolijstjes op de kast herinneren aan betere tijden. “Mijn vrouw is zes jaar geleden overleden. Sindsdien is het stiller geworden. De avonden zijn het ergst. Dan zit ik hier alleen, kijkend naar oude foto’s. Maar ik probeer positief te blijven. Het helpt niet om in zelfmedelijden te zwelgen.”
Hulporganisaties
Toch is er enige hoop. Een lokale hulporganisatie heeft Jan inmiddels benaderd. Ze willen kijken of hij recht heeft op extra financiële ondersteuning. Jan twijfelt. “Ik ben niet iemand die om hulp vraagt. Maar misschien moet ik die trots een keer opzijzetten. Ik wil niet altijd zo doorgaan.”
Volgens de organisatie is Jan geen uitzondering. Steeds meer ouderen hebben moeite om rond te komen. De stijgende kosten voor levensonderhoud en zorg drijven sommigen naar de rand van armoede.
“Het is schrijnend om te zien hoe mensen die hun hele leven hebben gewerkt nu aan de onderkant van de samenleving terechtkomen,” zegt een vrijwilliger van de stichting. “We willen mensen zoals Jan helpen, maar vaak weten ze de weg naar hulp niet te vinden.”
Een oproep tot actie
Jan wil niet als slachtoffer gezien worden. Hij hoopt vooral dat zijn verhaal mensen wakker schudt. “Ik ben niet de enige. Er zijn zoveel ouderen die het moeilijk hebben, maar je hoort er weinig over. Misschien kunnen mensen iets aardiger zijn. Al is het maar een glimlach als je iemand zoals ik ziet zoeken naar flesjes. Dat maakt het allemaal net iets draaglijker.”
Hij kijkt nog één keer in zijn tas en telt de flesjes. “Vanmiddag ga ik ze inleveren. Het voelt altijd goed als ik weer wat heb verzameld. Maar toch hoop ik dat het niet meer hoeft. Gewoon een beetje rust aan het eind van mijn leven, dat is alles wat ik vraag.”
Een leven vol verhalen
Jan vertelt nog één anekdote over zijn tijd als postbode. “Ik heb altijd genoten van het werk. Mensen zagen je graag komen. De honden niet altijd, maar dat hoorde erbij,” lacht hij. Zijn ogen lichten even op, maar de vrolijkheid verdwijnt snel. “Dat waren mooie tijden. Nu ben ik vooral bezig met overleven.”
Als Jan zijn weg vervolgt door de wijk, kijkt hij nog eens om zich heen. Hij hoopt op betere tijden, maar tot die tijd blijft hij zoeken naar flesjes. Met elke vondst voelt hij even een sprankje hoop, een kleine overwinning in een wereld die steeds duurder en harder lijkt te worden.