Kattenziekte is de meest dodelijke virusziekte bij katten en wordt veroorzaakt door FPV, het feline panleukopenia virus. Dit Parvo-virus blijft maandenlang besmettelijk en is bestand tegen veel schoonmaakmiddelen en extreme omstandigheden.
De eerste symptomen van kattenziekte zijn onder meer sloomheid, hoge koorts, overgeven, diarree en acute sterfte. Daarnaast kunnen ook abortus en neurologische verschijnselen optreden. Besmette katten zijn bovendien vatbaarder voor andere infecties omdat hun weerstand wordt vernietigd door het virus. Wanneer een kat besmet raakt, wordt deze snel ziek en sterft meestal binnen één tot twee dagen.
Katten kunnen het virus oplopen door contact met andere besmette katten. Vooral katten in catteries, opvanghuizen en asiels lopen groot risico. Kittens van zes tot acht weken zijn extra kwetsbaar. De antistoffen in de moedermelk zijn vaak te laag voor adequate bescherming, terwijl vaccineren op die leeftijd lastig is door de aanwezige antistoffen.
Ook binnenkatten zijn niet volledig beschermd, aangezien mensen het virus op schoenen, kleding of handen mee naar binnen kunnen nemen. Het virus overleeft namelijk op veel oppervlakken en materialen. Eenmaal besmet, is genezing vrijwel onmogelijk; meer dan 90% van de katten sterft binnen 48 uur. Zelfs als een kat overleeft, kan deze drager blijven en andere katten besmetten. In zulke gevallen is euthanasie vaak de beste optie in overleg met een dierenarts.
Vaccinatie biedt echter bescherming tegen kattenziekte. Katten die zijn ingeënt met de grote cocktail, herkenbaar aan de Tricat-sticker in hun vaccinatieboekje, hebben niets te vrezen. Voor een goede bescherming moet dit vaccin iedere drie jaar worden toegediend.