Het is weer zover: een rekensom die je laat twijfelen over alles wat je dacht te weten over wiskunde. 28 – 10 x 2 (9 – 8) = ? Klinkt simpel, toch? Dat dacht je misschien tot je daadwerkelijk begon te rekenen. Voor je het weet, voel je je weer alsof je in groep acht zit en de meester overhaalt om het nog één keer uit te leggen.
Dit soort raadsels zijn populair omdat ze een goede mix zijn van kennis en concentratie. Ze lijken eenvoudig, maar zodra je begint te rekenen, raak je vaak de draad kwijt. En dat is helemaal niet zo gek.
Het draait namelijk allemaal om de volgorde van bewerkingen. En als er iets is dat je brein graag wil negeren als je in de flow zit, dan is het precies dát.
Het leuke aan zo’n som is dat iedereen zijn eigen interpretatie heeft. De één zegt: “Het antwoord is toch logisch?” terwijl de ander direct roept: “Fout! Je bent vergeten de volgorde aan te houden.”
Daar zit vaak ook de grootste verwarring. Want wat moet je nou als eerste doen? Optellen? Vermenigvuldigen? Of begin je juist met die haakjes? Dat laatste klinkt alvast als een goed begin.
Het raadsel begint met een getal dat weinig dreiging lijkt te hebben: 28. Daarna komen de haakjes en een paar eenvoudige getallen. Maar zodra je die haakjes opent, verandert alles. Want ineens moet je je geheugen opfrissen: wat was de volgorde ook alweer?
Gelukkig is daar een regel die veel mensen ooit in hun schooltijd hebben geleerd: haakjes eerst, dan vermenigvuldigen of delen, en tot slot optellen en aftrekken. Je hoeft dus niet zomaar van links naar rechts te rekenen.
Er is een reden waarom deze sommen altijd viraal gaan. Mensen raken geïntrigeerd omdat ze vaak iets over het hoofd zien. Neem bijvoorbeeld de term 10 x 2 (9 – 8). Wat betekent die 2 naast de haakjes eigenlijk?
Is het een vermenigvuldiging? En hoe verhoudt zich dat tot de rest van de som? Dit is het punt waarop je brein in de knoop raakt, en dat is precies de bedoeling.
Veel mensen maken de fout om meteen alles op te tellen of af te trekken voordat ze de haakjes of vermenigvuldigingen aanpakken. En dan sta je versteld van hoeveel verschillende antwoorden er uit één simpele rekensom kunnen komen. Een tip: zorg dat je rustig blijft en alles stap voor stap doet. Het is geen race tegen de klok.
Stel je voor: je zit in een groep vrienden en iemand gooit deze som op tafel. De discussie barst los. “Het is 28!” zegt de één. “Nee, het is 8!” roept een ander. En de stemming wordt alleen maar grimmiger als je probeert uit te leggen waarom jij denkt dat je het goed hebt.
Uiteindelijk wordt Google erbij gehaald en komt er een zucht van opluchting – of frustratie – wanneer het juiste antwoord naar voren komt.
Het mooie aan dit soort raadsels is dat ze ons herinneren aan de eenvoud én de complexiteit van wiskunde. Wat op papier zo simpel lijkt, kan een heel gesprek opleveren.
En laten we eerlijk zijn: het is ook gewoon leuk om te zien wie het snelste een antwoord heeft, vooral als het niet klopt.
Dus, wat denk jij? Heb je de volgorde van bewerkingen gevolgd? Haakjes eerst, dan vermenigvuldigen, dan de rest? Of heb je een gok gewaagd? Het antwoord zit hem in het volgen van de juiste stappen.
Hier is het uiteindelijke antwoord: 28 – 10 x 2 (9 – 8) = 8. Verrast? Dat is precies de bedoeling.