Martijn trekt gefrustreerd zijn helm af en zet zijn racefiets tegen een lantaarnpaal. Zijn training zit erop, maar zijn ergernis is nog lang niet voorbij.
“Elke keer hetzelfde gedoe,” moppert hij. “Fietspaden in Nederland zijn fantastisch voor gewone fietsers, maar voor wielrenners? Levensgevaarlijk.”
Als fanatiek wielrenner legt hij wekelijks honderden kilometers af. Hij is geen recreatieve fietser die af en toe een blokje omgaat.
Nee, hij rijdt serieuze trainingsritten, vaak op snelheid. Maar steeds weer loopt hij tegen hetzelfde probleem aan: het Nederlandse fietspad. Te smal, te druk en simpelweg niet geschikt voor wielrenners.
Te weinig ruimte, te veel obstakels
Martijn hoeft niet lang na te denken over waarom hij het fietspad zo’n ramp vindt. “Op een gemiddelde dag deel ik het fietspad met bakfietsen, e-bikes, scholieren die met z’n drieën naast elkaar rijden en mensen die geen idee hebben waar ze mee bezig zijn. Ik zeg je eerlijk: dat kán gewoon niet.”
Hij wijst naar het smalle strookje asfalt langs de weg. “Als ik daar met 35, soms 40 kilometer per uur rijd en er rijdt iemand voor me die 12 rijdt, dan wordt het gewoon gevaarlijk. Niet alleen voor mij, maar vooral voor hen.”
Het verschil in snelheid is volgens hem het grootste probleem. “Een bakfiets met een kind erin haalt misschien 15 kilometer per uur, een groepje scholieren slingerend over het pad zit ergens rond de 20. Maar een wielrenner? Die gaat minstens twee keer zo snel. Dat is vragen om ongelukken.”
Hij schudt zijn hoofd en denkt terug aan een rit van vorige week. “Ik reed op een fietspad langs een provinciale weg en zag in de verte een groep scholieren slingeren. Ik bel, roep ‘links!’, doe alles volgens het boekje.
En wat gebeurt er? Op het moment dat ik inhaal, zwiept er eentje opeens naar links. Ik kon ‘m net ontwijken, maar mijn hart zat in mijn keel. Als ik hem geraakt had…”
Onbegrip en irritatie
Het ergste vindt hij misschien nog wel de reacties van andere weggebruikers. “Veel mensen snappen niet waarom we niet gewoon ‘rustig’ kunnen doen. Maar als je een serieuze training rijdt, dan werkt dat gewoon niet.”
Hij haalt zijn telefoon tevoorschijn en scrolt door zijn Strava-statistieken. “Kijk, hier reed ik een intervaltraining. Ik moest op snelheid blijven, maar ik werd om de haverklap opgehouden door mensen die zonder kijken uitweken.”
Volgens Martijn leidt dat niet alleen tot gevaarlijke situaties, maar ook tot frustratie. “Ik roep altijd netjes ‘pas op!’ of ‘links!’, maar negen van de tien keer krijg ik een boze blik of een sneer. Alsof ík iets fout doe.”
Hij schudt zijn hoofd. “Soms schelden mensen me gewoon uit. ‘Ga lekker op de weg rijden, mafkees!’ roepen ze dan. Maar als ik dát doe, toeteren automobilisten weer en krijg ik een middelvinger.”
Waarom de rijbaan veiliger is
Toch kiest Martijn, net als veel andere wielrenners, liever voor de rijbaan dan voor het fietspad. “Ja, het mag officieel niet altijd. Maar het is simpelweg veiliger.”
Hij legt uit waarom. “Op de rijbaan heb ik meer ruimte. Auto’s rijden sneller, maar ze kunnen me wél zien en inhalen met voldoende afstand. Op een fietspad heb ik die ruimte gewoon niet.”
Bovendien houden ervaren wielrenners zich aan de verkeersregels, benadrukt hij. “We rijden strak aan de rechterkant, geven duidelijk signalen en proberen het verkeer zo min mogelijk te hinderen. Maar toch worden we vaak als irritant gezien.”
Hij haalt diep adem. “Ik begrijp het wel. Wielrenners hebben een slechte reputatie. We worden gezien als die gasten die schreeuwend en agressief over de weg vliegen. Maar het merendeel van ons wil gewoon veilig fietsen. Dat kan alleen niet op een fietspad.”
Verkeersregels: theorie vs. praktijk
Officieel geldt de regel dat wielrenners op het fietspad moeten rijden als dat er is. Maar Martijn weet dat veel wielrenners zich daar niet altijd aan houden. “Simpelweg omdat het niet realistisch is.”
Volgens hem wringt de schoen bij de manier waarop de infrastructuur is ontworpen. “Nederland is een fietsland, maar eigenlijk vooral voor stadsfietsers. De fietspaden zijn ontworpen voor mensen die rustig van A naar B fietsen, niet voor wielrenners die trainen.”
Hij haalt een voorbeeld aan. “In Duitsland en België zijn er snelfietsroutes. Daar mogen wielrenners en speed pedelecs rijden, maar geen gewone fietsers. Waarom hebben we dat hier niet?”
Volgens Martijn zou zo’n oplossing een hoop problemen verhelpen. “Gewone fietsers kunnen dan veilig op hun eigen fietspad rijden, zonder zich zorgen te maken over wielrenners die met hoge snelheid langs hen schieten. En wij kunnen doorfietsen zonder constant in de ankers te moeten.”
Wielrenners als zondebok
Wat Martijn misschien nog wel het vervelendste vindt, is dat wielrenners vaak worden weggezet als de grote boosdoeners in het verkeer. “Ja, er zitten hufters tussen. Net zoals er hufterige automobilisten en asociale scooterbestuurders zijn. Maar waarom krijgen wij altijd de schuld?”
Hij noemt de irritatie over wielrenners die naast elkaar rijden. “Kijk, in een groep rijden we naast elkaar omdat dat veiliger is. Als we in een lange sliert rijden, moeten auto’s veel langer wachten om in te halen. Dat is juist gevaarlijker.”
En toch, zegt hij, levert het standaard agressie op. “Automobilisten schelden, toeteren, snijden je af. Ik heb het allemaal meegemaakt.”
Een oplossing voor iedereen
Volgens Martijn is het tijd om na te denken over een structurele oplossing. “Er zijn steeds meer wielrenners in Nederland. Dat gaat niet veranderen. Dus laten we ophouden met doen alsof we allemaal maar ‘gewoon rustig’ op het fietspad moeten fietsen.”
Hij hoopt dat er in de toekomst meer aandacht komt voor de behoeften van wielrenners. “Laat ons op bredere rijbanen rijden of creëer aparte fietsstroken voor snelle fietsers. Maar stop met doen alsof het fietspad een veilige optie is.”
Met een vermoeide blik stapt hij weer op zijn fiets. “Tot die tijd blijf ik de rijbaan pakken als het moet. Niet omdat ik het leuk vind om mensen te irriteren, maar omdat ik gewoon veilig wil fietsen.”