Vanaf april 2025 gaat Zwitserland een nieuwe, opvallende maatregel invoeren in het asielproces. Asielzoekers moeten hun mobiele telefoons of andere digitale apparaten afstaan zodat de overheid kan achterhalen waar iemand écht vandaan komt. Volgens de Zwitserse autoriteiten is dit nodig omdat veel asielzoekers geen geldige documenten bij zich hebben. Maar de maatregel stuit ook op stevige kritiek. Wat is er precies aan de hand? En wat kunnen andere landen hiervan leren?
Waarom deze maatregel nu?
Het idee achter deze nieuwe aanpak is helder: Zwitserland wil beter kunnen vaststellen wie iemand precies is, waar diegene vandaan komt en via welke route hij of zij naar Zwitserland is gereisd.
Dat zijn namelijk belangrijke factoren in de beoordeling of iemand recht heeft op asiel.
In de praktijk blijken veel asielzoekers zonder officiële documenten aan te komen. Paspoorten of identiteitskaarten zijn vaak “kwijt”, maar opvallend genoeg hebben bijna alle asielzoekers wél een smartphone op zak.
En laat zo’n telefoon nu net een digitale afdruk van iemands leven bevatten – van reisroutes en sociale media tot e-mails, foto’s en contacten.
Hoe werkt het in de praktijk?
De maatregel is onderdeel van een pilotproject. Dit betekent dat het nog niet landelijk verplicht wordt toegepast, maar op beperkte schaal wordt ingevoerd om ervaring op te doen.
Asielzoekers moeten vrijwillig meewerken. Het Staatssecretariaat voor Migratie (SEM) benadrukt dat elk individueel geval eerst wordt beoordeeld op proportionaliteit: alleen als het echt nodig is, mogen de gegevens worden uitgelezen. Gedwongen afname van een toestel is wettelijk uitgesloten.
Maar volgens critici is de term “vrijwillig” discutabel. Wie niet meewerkt aan de controle van zijn telefoon, riskeert dat dit wordt gezien als een gebrek aan medewerking.
Dat kan grote gevolgen hebben voor het asielverzoek, zoals een versnelde afwijzing of zelfs vreemdelingendetentie.
Wat zeggen voorstanders van deze aanpak?
Het voorstel komt oorspronkelijk van de Zwitserse politicus Gregor Rutz van de SVP. Hij stelde al jaren geleden dat smartphones een sleutel kunnen zijn in het vaststellen van de waarheid. “Asielzoekers hebben bijna allemaal een telefoon bij zich. Die raken ze, in tegenstelling tot hun identiteitsbewijs, zelden kwijt”, zo stelt hij.
Volgens Rutz is het dan ook logisch om de data op deze toestellen te gebruiken als hulpmiddel in het asielproces.
Bovendien zijn er voorbeelden van succesvolle controles. Tijdens een eerder proefproject in 2017 en 2018 werden honderden toestellen vrijwillig ingeleverd.
In vijf gevallen leidde dat tot een melding bij politie of justitie vanwege verdenking van mensenhandel, drugshandel of zelfs oorlogsmisdaden.
En wat vinden tegenstanders hiervan?
Mensenrechtenorganisaties zijn fel tegen deze werkwijze. Amnesty International spreekt over een ernstige inbreuk op de privacy.
Op een smartphone staat vaak het halve leven van een persoon: privégesprekken, familiefoto’s, medische gegevens en persoonlijke herinneringen. Het routinematig uitpluizen van die data gaat voor veel mensen te ver.
Bovendien waarschuwt Amnesty dat de vrijwilligheid in de praktijk niet echt vrijwillig is. Een asielzoeker die zich beroept op het recht op privacy, zou het risico lopen dat zijn aanvraag wordt afgewezen vanwege “onvoldoende medewerking”.
Wat kost dit project?
Zwitserland rekent in de eerste fase zonder speciale software op een bedrag van 1,2 miljoen Zwitserse frank.
Daarna, als de werkwijze breder wordt toegepast in alle federale opvangcentra, zijn er naar schatting zes tot negen extra voltijdsmedewerkers nodig. Die zullen worden ingeschakeld om de toestellen en gegevens zorgvuldig te analyseren.
Na drie jaar volgt een evaluatie. Dan beslist de Zwitserse overheid of het project wordt uitgebreid, aangepast of stopgezet. Alles hangt af van de effectiviteit, de juridische haalbaarheid en de maatschappelijke reacties.
Wat gebeurt er met gevoelige of strafbare informatie?
De Zwitserse autoriteiten benadrukken dat ze niet actief zoeken naar strafbare feiten. Maar als ze tijdens het analyseren van een toestel informatie tegenkomen die relevant is voor de openbare veiligheid – denk aan contacten met mensensmokkelaars of bewijs van oorlogsmisdaden – dan wordt dit wel gedeeld met de politie of justitie.
Dat gebeurde ook tijdens het eerdere pilotproject, waarbij vijf zaken werden overgedragen aan de opsporingsdiensten. Het lijkt dus aannemelijk dat dit in de toekomst vaker zal gebeuren.
Zou dit ook in Nederland kunnen gebeuren?
Hoewel Zwitserland geen EU-lidstaat is, zou deze aanpak wel eens navolging kunnen krijgen in andere landen – ook in Nederland. Het thema “identiteitsfraude bij asielaanvragen” leeft ook hier.
Asielzoekers zonder papieren zorgen voor dilemma’s bij instanties als de IND. Tegelijkertijd botst een dergelijk systeem al snel met het recht op privacy, bescherming van persoonsgegevens en de noodzaak tot zorgvuldigheid bij overheidscontrole.
In Nederland is het wettelijk al mogelijk om gegevensdragers zoals telefoons te onderzoeken, maar dat gebeurt voornamelijk bij verdenking van strafbare feiten – niet standaard in asielprocedures.
Of de politiek een vergelijkbaar Zwitsers model zou omarmen, is voorlopig onduidelijk.
Wat betekent dit voor de toekomst van het asielbeleid?
De maatregel uit Zwitserland laat zien hoe ver regeringen bereid zijn te gaan om meer grip te krijgen op migratie. In een tijd waarin identiteit en herkomst steeds moeilijker vast te stellen zijn, wordt technologie vaker als oplossing ingezet.
Maar dat roept ook nieuwe vragen op: hoever mag de staat gaan in het binnendringen van iemands digitale leven?
Het Zwitserse experiment zal ongetwijfeld nauwlettend gevolgd worden door andere Europese landen. De balans tussen veiligheid, controle en mensenrechten wordt er immers mee getest.
Of je nu voor of tegen bent: één ding is zeker – dit is pas het begin van een bredere discussie over technologie, privacy en migratie in Europa.