Rik zucht diep terwijl hij het nieuws voorbij ziet komen. Weer een nieuw project, weer miljoenen die gaan naar hulp in het buitenland of voor opvang hier in Nederland. Maar volgens hem komt er niemand kijken naar mensen zoals hij.
“Ik snap het niet meer,” zegt hij, terwijl hij zijn koffie naar binnen werkt. “Waarom moeten we iedereen helpen terwijl Nederlanders zelf nauwelijks rondkomen?”
Zijn frustratie is niet zomaar ontstaan. Rik heeft een normaal inkomen, maar de rekeningen stapelen zich op. De energiekosten schieten omhoog, boodschappen zijn een stuk duurder geworden, en het idee van een vakantie is inmiddels een verre droom.
“En dan hoor je dat er zoveel geld gaat naar vluchtelingen, ontwikkelingshulp of klimaatprojecten in verre landen. Dat steekt gewoon. Waarom zien ze niet dat wij hier ook hulp nodig hebben?”
Rik woont in een middelgrote stad en heeft het gevoel dat hij niet de enige is die hiermee worstelt. “Ik praat er vaak over met vrienden en collega’s, en iedereen denkt hetzelfde. Mensen voelen zich vergeten.
De middenklasse wordt uitgeknepen, en ondertussen lijkt het alsof de politiek alleen maar bezig is met problemen buiten Nederland.”
Vooral de stijgende kosten van het dagelijks leven maken hem kwaad. “Een paar jaar geleden kon je nog een beetje sparen, of iets leuks doen met je gezin. Nu moet je nadenken over elke euro die je uitgeeft.
Als je hoort dat er miljoenen naar andere landen gaan, dan voel je je gewoon niet serieus genomen. Hoe kunnen ze dat uitleggen aan mensen die moeten kiezen tussen verwarming aanzetten of boodschappen doen?”
Rik verwijt het niet per se de mensen die hulp nodig hebben. “Ik snap dat er problemen zijn, en dat er mensen zijn die het slechter hebben.
Maar we moeten eerst zorgen dat onze eigen mensen een fatsoenlijk leven kunnen leiden. Dat is toch niet zo gek om te vragen?”
Zijn boosheid wordt verder gevoed door wat hij ziet in zijn eigen buurt. “We hebben hier ouderen die het moeilijk hebben, gezinnen die naar de voedselbank moeten.
Dat is niet iets wat je alleen op tv ziet, het gebeurt hier in je eigen straat. En wat doet de overheid? Die heeft het alleen maar over internationaal solidariteit. Maar waar is die solidariteit voor ons?”
Rik voelt zich machteloos. Hij heeft het idee dat zijn stem niet gehoord wordt. “Ik stem, ik betaal belasting, maar het voelt alsof het allemaal niet uitmaakt.
Het lijkt alsof de politiek vooral bezig is met het goed doen in het buitenland, terwijl hier mensen achterblijven. Waar is de balans? Waarom kunnen ze niet eerst hier kijken?”
Zijn woede maakt plaats voor een vermoeide blik. “Het is gewoon frustrerend.
Je wilt het goede doen, je wilt helpen, maar je hebt zelf niet eens genoeg. Hoe kun je iets geven als je zelf niks hebt?”
Hij denkt dat het anders moet. “Als we echt solidair willen zijn, moeten we eerst naar onszelf kijken. Help mensen hier, zorg dat iedereen een dak boven hun hoofd heeft, genoeg te eten en een beetje zekerheid.
Als dat geregeld is, kunnen we verder kijken. Maar nu? Het voelt gewoon oneerlijk.”
Rik weet dat hij niet de enige is die er zo over denkt. Hij ziet het om zich heen, in de gezichten van mensen in de supermarkt, op verjaardagen en in de buurt.
“Het is niet dat we niet willen helpen. Maar we willen eerst zelf geholpen worden. Dat is toch niet te veel gevraagd?”