Het lijkt een simpele situatie op de weg: een auto wil rechtsaf slaan en er nadert tegelijkertijd een voetganger die wil oversteken.
Toch gaat het hier verrassend vaak fout, niet alleen in de praktijk maar ook bij theorie-examens. Deze verkeerssituatie zet veel mensen aan het twijfelen. Want wie heeft er in dit geval eigenlijk voorrang? De auto of de voetganger?
Laten we het stap voor stap bekijken, want de situatie is complexer dan je misschien denkt.
Verkeersinzicht begint bij context
We zien op de afbeelding een lesauto die rechtsaf wil slaan. De auto komt uit een zijstraat en wil de hoofdweg oprijden. Tegelijkertijd nadert van rechts een voetganger die wil oversteken. Er is geen sprake van verkeerslichten of zebrapaden, wat dit een echte ‘voel-aan’ situatie maakt.
Het is een herkenbaar tafereel in Nederlandse steden en dorpen, waar steeds meer ruimte is gemaakt voor voetgangers, fietsers en ander langzaam verkeer. Toch geldt er in dit soort situaties nog steeds een heldere regel: voorrang wordt bepaald op basis van duidelijke verkeerswetten – en niet op basis van ‘wie eerst komt’.
Veelvoorkomende misvattingen
Een veelgehoorde uitspraak is: “Voetgangers hebben altijd voorrang.” Dat klinkt logisch en sympathiek, maar is juridisch simpelweg niet correct. Er is namelijk een groot verschil tussen voor laten gaan en voorrang hebben.
Een andere denkfout is dat bestuurders altijd voorrang moeten geven aan alles wat zich op het trottoir of fietspad bevindt. Ook dit is niet altijd waar. In veel gevallen moeten voetgangers namelijk zelf goed opletten en bestuurders hoeven hen juridisch gezien niet voor te laten gaan, tenzij de regels dat voorschrijven.
Wat zegt de wet hierover?
Volgens de Nederlandse wetgeving is een voetganger géén verkeersdeelnemer met voorrang, tenzij deze zich op een zebrapad bevindt of een verkeerslicht voor voetgangers volgt.
In andere gevallen hebben bestuurders doorgaans voorrang op voetgangers, tenzij ze bijvoorbeeld bij het verlaten van een uitrit of parkeerplaats zijn – dan moeten ze iedereen voorrang geven.
Belangrijk in deze situatie: de auto komt hier niet uit een uitrit, maar uit een normale zijstraat. En dat is cruciaal.
Het verschil tussen afslaan en rechtdoor gaan
Nog een belangrijke factor: de auto slaat af. En precies dat maakt het spannend, want artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV) stelt dat bestuurders die afslaan, verkeer dat zich op de weg bevindt die ze oprijden voor moeten laten gaan. Dat geldt ook voor voetgangers die willen oversteken op de weg waar de bestuurder naartoe wil.
Dit betekent dat een afslaande auto wél rekening moet houden met overstekende voetgangers, zelfs als deze geen zebrapad gebruiken. Maar let op: dit geldt alleen als die voetganger op de rijbaan loopt of wil gaan lopen, niet als hij nog op het trottoir staat en overweegt over te steken.
Voetgangers op de rijbaan: dan pas voorrang
In de afbeelding lijkt de voetganger zich al op het punt van oversteken te bevinden, recht voor de auto. Hij staat op de stoep, naast de hoek van de bocht. Hier ontstaat de twijfel: is dat al ‘op de weg’?
Juridisch gezien moet je als bestuurder afremmen en de voetganger in dit geval voor laten gaan, want zodra die voetganger de intentie heeft om over te steken op de weg waar jij als bestuurder in wilt draaien, moet je hem voorrang geven.
Dit wordt bevestigd in jurisprudentie waarin wordt gesteld dat afslaande voertuigen voetgangers niet in gevaar mogen brengen.
Waarom dit in praktijk vaak misgaat
Veel bestuurders kijken vooral naar verkeer op de weg zelf – andere auto’s, fietsers, scooters – en vergeten de voetganger die op het trottoir wacht.
Dit leidt tot gevaarlijke situaties, zeker in drukke stadscentra. Voetgangers verwachten vaak dat zij wel mogen oversteken zodra een auto vertraagt of richting aangeeft.
Die wederzijdse verwachtingen zorgen voor verwarring en ongelukken. Daarom is het extra belangrijk dat bestuurders zich bewust zijn van hun verantwoordelijkheid bij het afslaan, ook als ze denken dat ze ‘technisch gezien’ voorrang hebben.
Wat moet je doen als bestuurder?
Als bestuurder heb je een zorgplicht. Dat betekent dat je moet anticiperen op kwetsbare verkeersdeelnemers zoals voetgangers. Zodra jij gaat afslaan en er bevindt zich een voetganger die wil oversteken op de weg waar jij naartoe draait, dan moet je deze persoon voorrang geven.
Niet alleen omdat het wettelijk zo geregeld is, maar ook omdat het simpelweg veiliger is. Zeker als het om een lesauto gaat – zoals in deze afbeelding – is het extra belangrijk dat er defensief gereden wordt.
De rol van verkeersopvoeding
Het zou goed zijn als zowel bestuurders als voetgangers meer bewust worden gemaakt van dit soort situaties. In veel verkeersexamens wordt deze vraag gesteld en toch blijkt uit cijfers dat veel mensen het fout beantwoorden. Meer aandacht voor verkeersopvoeding op school en in opfriscursussen voor ouderen kan dit verbeteren.
Samenvattend: wat zie je op deze afbeelding?
Een lesauto die vanuit een zijstraat rechtsaf slaat.
Een voetganger die op het punt staat over te steken op de weg waar de auto naartoe rijdt.
Geen verkeerslichten of zebrapad.
Wie heeft hier voorrang?
De voetganger.
De auto slaat af naar rechts en moet daarbij verkeer op de weg waar hij naartoe rijdt voor laten gaan. In dit geval betreft dat een voetganger die over wil steken op precies die weg.
Volgens artikel 18 van het RVV moet de bestuurder daarom stoppen en de voetganger voor laten gaan. Het is dus niet alleen hoffelijk, maar ook wettelijk verplicht.
Dit is een typisch voorbeeld van hoe verkeerssituaties soms niet zijn wat ze op het eerste gezicht lijken. Wie goed kijkt, ziet dat verkeersveiligheid vaak schuilt in details – en in de juiste interpretatie van de regels.