Michael zucht diep terwijl hij zijn kop koffie aan zijn lippen zet. Hij zit in zijn favoriete restaurant, waar hij al jarenlang komt om even te ontspannen. Maar tegenwoordig is het niet meer hetzelfde. “Het lijkt wel alsof je overal omringd bent door schermpjes,” zegt hij gefrustreerd.
Zijn blik valt op een gezin aan de tafel naast hem, waar een jongetje van een jaar of zeven volledig in zijn tablet is verdiept. “Dat jochie kijkt niet eens op. De ouders zeggen niks tegen hem. Hoe kun je dat nou normaal vinden?”
Michael begrijpt er niets van. Hij groeide op in een tijd waarin eten aan tafel heilig was. “Je praatte met elkaar. Mijn ouders vroegen hoe mijn dag was, ik vertelde verhalen. Dat was gewoon de norm,” legt hij uit.
Tegenwoordig ziet hij vaak gezinnen in restaurants waar iedereen met zijn eigen scherm bezig is. “Vaders die hun telefoon checken, moeders die een serie kijken en kinderen met tablets. Waarom ga je dan in hemelsnaam uit eten samen?”
Hij schudt zijn hoofd terwijl hij terugdenkt aan een incident van een paar weken geleden. “Ik zat in een ander restaurant en zag een stel met een dochtertje van misschien vijf jaar.
Ze gaf aan dat ze zich verveelde, en meteen werd die tablet uit de tas gehaald. Toen dacht ik: echt, is dit hoe we het tegenwoordig doen?”
Michael kan zijn boosheid niet onderdrukken. “In mijn tijd leerde je kinderen om zich te gedragen. Dat ze soms moesten wachten, dat niet alles meteen voor ze geregeld werd. Dit is toch geen opvoeden meer?”
Hij begrijpt dat kinderen niet altijd stil kunnen zitten. “Tuurlijk, kinderen zijn kinderen,” zegt hij met een kleine glimlach.
“Maar dat betekent niet dat je ze meteen moet afkopen met een tablet. Leer ze geduld. Laat ze een tekening maken, praat met ze, doe een spelletje. Er zijn zoveel manieren om met elkaar bezig te zijn zonder dat scherm.”
Michael merkt op dat het hem steeds meer opvalt, en het lijkt bijna een trend te worden. “Misschien ben ik ouderwets, maar voor mijn gevoel zijn we het contact met elkaar aan het verliezen. Alles draait tegenwoordig om gemak.”
Een ander moment dat Michael bijbleef, was een keer dat een kind midden in een restaurant begon te huilen omdat zijn batterij leeg was. “De ouders werden boos op dat kind, alsof het zijn schuld was. Maar wie geeft hem die tablet? Het is toch hun verantwoordelijkheid?”
Hij leunt achterover en slaakt een diepe zucht. “Dat jongetje kreeg uiteindelijk hun telefoon, en het hele gezin zat weer zwijgend te eten. Geen gesprek, geen oogcontact, niks. Wat doet dat met een kind, vraag ik me dan af?”
Michael is ervan overtuigd dat het probleem veel verder gaat dan alleen schermen aan tafel. “Het is een gebrek aan aandacht. Als je je kind niet leert hoe belangrijk het is om echt met mensen te praten, hoe moeten ze dat dan ooit leren?” Hij vertelt hoe hij het vroeger deed met zijn eigen kinderen.
“We hadden regels. Geen tv aan tafel, geen afleiding. Als we uit eten gingen, zorgden we dat er een gesprek was. Natuurlijk waren mijn kinderen soms ongeduldig of verveeld, maar dat hoort erbij. Daar leer je toch van?”
Hij heeft zelfs overwogen om er iets van te zeggen tegen ouders, maar besloot het uiteindelijk niet te doen. “Je wilt niet de oude man zijn die anderen de les leest,” grinnikt hij.
“Maar het frustreert me enorm. Vooral omdat ik zie hoe kinderen hierdoor minder leren over sociale omgang. Het is geen aanval op ouders, maar meer een wake-up call: denk na over wat je je kinderen meegeeft.”
Michael blijft geloven in de kracht van echte gesprekken. “Schermen zijn niet per se slecht, maar alles met mate. Als we dat kunnen begrijpen, kunnen we misschien weer terug naar een tijd waarin samen eten ook echt samen eten betekent.”
Hij neemt een laatste slok van zijn koffie en glimlacht. “Wie weet,” zegt hij hoopvol. “Misschien komt die tijd ooit weer terug.”